dc.rights.license | CC-BY-NC-ND | |
dc.contributor.advisor | Os, H. van | |
dc.contributor.advisor | Meijel, B. van | |
dc.contributor.author | Huigenbosch, H. van | |
dc.date.accessioned | 2011-10-03T17:01:01Z | |
dc.date.available | 2011-10-03 | |
dc.date.available | 2011-10-03T17:01:01Z | |
dc.date.issued | 2011 | |
dc.identifier.uri | https://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/9203 | |
dc.description.abstract | Doel
Het verkrijgen van inzicht in de prevalentie van generieke en additionele vormen van zelfverwondend gedrag bij patiënten met een eetstoornis, en de relaties tussen deze prevalentie en verschillende patiëntkenmerken.
Onderzoeksdesign Dit prevalentie onderzoek is gebaseerd op een cross-sectioneel onderzoeksdesign.
Methoden
85 patiënten van 16 jaar en ouder met een eetstoornis participeerden in het onderzoek. Patiënten met als primaire diagnose anorexia nervosa, boulimia nervosa, of eetstoornis niet anderszins omschreven (NAO) vormen de doelpopulatie van dit onderzoek. Voor het verzamelen van de data is gebruik gemaakt van de Zelfverwondingsvragenlijst (Self-injury Qestionnaire – SIQ).
Resultaten
Eenenvijftig procent (n = 43) van de patiënten met een eetstoornis heeft zichzelf het afgelopen jaar op ten minste één manier verwond. Slaan en haren trekken zijn door patiënten genoemd als additionele wijzen waarop zij zichzelf verwonden; deze vormen zijn niet specifiek gerelateerd aan eetstoornissen. We hebben geen significante verbanden gevonden tussen de verschillende typen eetstoornissen en de prevalentie van verschillende typen zelfverwondend gedrag. Ook vonden we geen significante verbanden tussen patiëntkenmerken (leeftijd, BMI, duur van de behandeling, duur van de eetstoornis) en de prevalentie van zelfverwondend gedrag in het afgelopen jaar.
Conclusies
De door ons gevonden prevalentie cijfers komen overeen met vergelijkbare studies in andere westerse landen. Tegen onze verwachting in lijken patiënten met een eetstoornis zichzelf niet anders te verwonden dan niet-eetstoornis patiënten. Onze bevindingen geven aan dat er geen verschil is in de prevalentie van SIB tussen klinische patiënten en poliklinische patiënten met ED. We hebben geen enkel significant verband gevonden tussen de prevalentie van zelfverwondend gedrag enerzijds en patiëntkenmerken of verschillende typen eetstoornissen anderzijds.
Klinische relevantie
De resultaten van deze studie geven aan dat zelfverwondend gedrag als een comorbide kenmerk van eetstoornissen moet worden gezien. Dat heeft belangrijke gevolgen voor het handelen van verpleegkundigen: o.a. meer bewustzijn van zelfverwondend gedrag en routinematig screenen op zelfverwondend gedrag is nodig. | |
dc.description.sponsorship | Utrecht University | |
dc.language.iso | en | |
dc.title | Self-Injurious Behavior in patients with Eating Disorders: a prevalence study | |
dc.type.content | Master Thesis | |
dc.rights.accessrights | Open Access | |
dc.subject.keywords | Eetstoornis, Anorexia Nervosa, Boulimia Nervosa, Zelfverwondend gedrag, Zelfverwondingsvragenlijst, Eating Disorder, Anorexia Nervosa, Bulimia Nervosa, Self-injurious Behavior, Self-injury questionnaire (SIQ) | |
dc.subject.courseuu | Verplegingswetenschap | |