Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorNijnatten, C.H.C.J. van
dc.contributor.authorBartelink, M.
dc.date.accessioned2011-09-06T17:02:09Z
dc.date.available2011-09-06
dc.date.available2011-09-06T17:02:09Z
dc.date.issued2011
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/8746
dc.description.abstractDe kinder- en jeugdpsychiatrie/psychologie houdt zich bezig met de diagnostiek en behandeling van kinderen en jeugdigen met gedrags-, sociale- en emotionele problemen. Om de oorzaak van deze problemen te ontdekken en op te lossen voert de therapeut gesprekken met de kinderen en jeugdigen. De therapeute die in dit onderzoek gevolgd wordt acht een therapie geslaagd als het kind of de adolescent nieuwe concepten leert om naar zichzelf te kijken en te reflecteren. Om dit te bereiken is de inzet en participatie van de kinderen in zo’n gesprek cruciaal. Niet alleen wordt hiermee immers hun probleem onderzocht, maar het praten zelf kan ook genezend werken. De therapeut zal daarom altijd naar optimale participatie streven. Maar wat is participatie eigenlijk, welke vorm van participatie is gewenst tijdens deze therapiegesprekken en is dit voor alle clienten hetzelfde? Over het algemeen wordt optimale participatie omschreven als het actief meepraten in een gesprek, nieuwe informatie geven of het uitvoerig beantwoorden van vragen. Maar deze kenmerken van participatie zeggen niets over de manier waarop de kinderen tijdens het gesprek nieuwe concepten over zichzelf leren of anderszins vooruitgang boeken. Dus de optimale participatie zoals hierboven besproken wordt, is een slechte maatstaf om te bepalen of de therapie succesvol is. Dit onderzoek gaat daarom dieper in op de manier waarop kinderen communiceren en participeren in therapiegesprekken. De psychopatholgie van kinderen kan zich manifesteren in een communicatiepatroon. Wanneer dit patroon wordt doorbroken, kan het kind nieuwe concepten over zichzelf leren en is de kans groot dat er introspectie of zelfreflectie plaats vindt. Er wordt tijdens dit onderzoek dan ook naar twee patronen van participatie gekeken. Het ene patroon gaat over de manier van participeren die de kinderen gewend zijn en het andere patroon gaat over de manier van participeren tijdens de (verwachte) introspectie. Opvallend is namelijk dat in de gesprekken een duidelijke omslag te zien is tussen deze twee patronen. De vraag die tijdens dit onderzoek gesteld wordt is door middel van welke communicatie-uitingen van de therapeut de cliënt kan introspecteren tijdens het gesprek. Onderzocht wordt of hiervoor het bestaande participatiepatroon van een cliënt doorbroken dient te worden, wanneer hierin het onderliggende pathologische probleem tot uiting komt en introspectie in de weg staat. Door middel van de ZKM en met begeleiding van de therapeut kan dit participatiepatroon doorbroken worden, waardoor er een ander, concreet patroon ontstaat waarin de introspectie van de cliënt wel de ruimte krijgt. Het onderzoek zal daarvoor in totaal drie therapiegesprekken analyseren van verschillende kinderen (twee meisjes en een jongen). Van elk gesprek worden twee fragmenten geanalyseerd; één fragment aan het begin van het gesprek en één fragment waaruit verwacht wordt dat het kind nieuwe concepten van zichzelf leert. Een aantal aspecten van participatie wordt hier nader bekeken. Zo wordt nagegaan wat de verwachtingen en doelstellingen van de therapeut en het kind zijn, wordt er gelet op wie de onderwerpen van het gesprek bepaalt (topic control), hoe de beurten worden gewisseld, welke woordkeuzes het kind maakt (lexical choice), welke informatie er wordt gegeven, of er overeenstemming is en wat voor sociaal gedrag er in de conversatie naar voren komt (o.a. het geven van complimenten en het maken van grapjes). De combinatie van deze aspecten komt voort uit de discoursanalyse, de conversatie analyse en de Roter Interaction Analysis System. Uit de resultaten blijkt dat alle drie de participanten een bestaand participatiepatroon bezitten dat zich kenmerkt in specifieke communicatieve uitingen. Echter, enkel bij twee van de drie participanten werd in dit onderzoek ook daadwerkelijk een ander, gewenst participatiepatroon vastgesteld. De derde participant toonde, ondanks hulp van de therapeut en zichtbare tekenen van introspectie, nog geen wezenlijke verschillen in zijn participatiepatroon. Er kan dus niet worden vastgesteld dat in ieder therapiegesprek het bestaande participatiepatroon doorbroken wordt, of dat er geen introspectie plaats kan vinden in het bestaande participatiepatroon. Wel kan gesteld worden dat als het bestaande participatiepatroon verbroken wordt, dit verloopt door middel van een duidelijk zichtbare omslag. De wisseling van de patronen bij de twee meisjes laat grote, zelfs tegenovergestelde kenmerken zien. Wanneer deze omslag plaatsvindt, kan er gesteld worden dat dit dankzij de hulp van de therapeut gebeurt, doordat er bijvoorbeeld gestuurd wordt op concrete situaties en momenten en hierop doorgevraagd wordt.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.language.isonl
dc.titlePraatjes vullen geen gaatjes. Een onderzoek naar de verandering van het participatiepatroon van adolescenten tijdens therapiegesprekken
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.courseuuCommunicatiestudies


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record