Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorHijweege-Smeets, N.M.
dc.contributor.authorHeckel, B.
dc.date.accessioned2011-09-01T17:02:15Z
dc.date.available2011-09-01
dc.date.available2011-09-01T17:02:15Z
dc.date.issued2011
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/8571
dc.description.abstractIn deze scriptie heb ik de omgang met het lijden in de arts-patiëntrelatie onderzocht. Daarbij heb ik geprobeerd de vraag te beantwoorden, in hoeverre er in de arts-patiëntrelatie ruimte is voor de vraag naar de zin naar het lijden en hoe de arts met deze vraag omgaat. Deze vraag is onderzocht aan de hand van verschillende deelvragen. Aan de hand van de eerste deelvraag (Welke kaders zijn er voor de omgang met het lijden?) heb ik exemplarisch gekeken naar verklaringsmodellen voor het lijden uit christelijke context (theodiceemodellen) en de existentiële benadering. Uit de literatuurstudie is naar voren gekomen dat in recente theodiceemodellen het lijdende individu centraal staat. Centraal staat daarbij het beeld van een God die de lijdende mens nabij is en zich met hem of haar identificeert. Deze theodiceemodellen gaan enerzijds uit van de vraag naar de oorzaak en anderzijds naar de vraag van het doel van het lijden. Om recht te doen aan de lijdende mens is het belangrijk om daarbij het perspectief van de lijdende mens in te nemen en zich niet in theoretische vraagstellingen te verliezen. Existentiële benaderingen proberen minder een verklaring te geven voor wat mensen overkomt, maar gaan uit van de confrontatie met wat gegeven is. Er is daarom ook geen intrinsieke betekenis van het lijden. Het is de taak van de lijdende zelf om een zin aan het lijden te geven. Voor deze scriptie heb ik mij beperkt tot benaderingen uit de christelijke en westerse context. Het zou interessant zijn om bij verder onderzoek ook verklaringsmodellen voor het lijden uit andere godsdiensten en culturen te betrekken, of ook in te gaan op nieuwe vormen van religiositeit waarbij elementen uit verschillende religieuze tradities worden gecombineerd. Ter beantwoording van de tweede deelvraag (Welke tendensen rond de omgang met het lijden worden zichtbaar in de literatuur over de communicatie tussen artsen en patiënten?) heb ik verschillende ziektemodellen en benaderingen beschreven, die inzicht geven in de relatie en communicatie tussen arts en patiënt. Hieruit is naar voren gekomen dat er een ontwikkeling heeft plaatsgevonden van een biomedisch model naar een biopsychosociaal model, waarin naast het medische probleem van de patiënt ook aandacht is voor psychische en sociale factoren die van belang kunnen zijn voor de ziekte en het genezingsproces van de patiënt. Het derde beschreven model is het biopsychosociaal-spirituele model, waarin ook aandacht is voor het verband tussen de ziekte en levensbeschouwing. Het biomedisch model heeft nog steeds een grote invloed op evidence-based medicine, waarbij geprobeerd wordt om medische behandeling zo veel mogelijk op aantoonbaar wetenschappelijk onderzoek te baseren. Maar tegelijkertijd zijn er ook benaderingen ontstaan die ruimte bieden aan vragen die verder gaan dan biomedische aspecten van de ziekte, zoals patient-centered medicine en narrative medicine. De derde deelvraag (In hoeverre en in welke vorm komt de vraag naar de zin van het lijden aan de orde in het contact tussen arts en patiënt?) heb ik onderzocht door een analyse van delen van het empirisch materiaal uit de enquête van het kwantitatief onderzoek van Hijweege en Pieper. Daarbij ging het met name om de vraag wat de relevantie is in de praktijk van de in het theoretisch kader beschreven benaderingen. De klassieke theodiceevraag komt in contacten tussen arts en patiënt aan de orde, maar speelt cijfermatig een kleine rol. In de vragenlijst komen echter bij de zingevingsvragen geen antwoordmogelijkheden voor die ingaan op een compassiemodel. De vraag is of een kwantitatief onderzoek mogelijkheden biedt om dit theodiceemodel te exploreren en of artsen de aangewezen gesprekspartners hiervoor zijn. Vaker dan de theodiceevraag signaleren artsen zingevingsvragen die te maken hebben met het omgaan met de situatie van ziek-zijn en lijden zoals deze zich aan de zieke presenteert. De grootste rol spelen echter zingevingsvragen rondom het ontstaan van de ziekte en (mogelijk de eigen) verantwoordelijkheid daarvoor. Deze vragen hebben mijns inziens toch ook sterk te maken met een medische vraagstelling. Opvallend is dat artsen die zelf een ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt, sterker zingevingsvragen signaleren dan artsen die geen ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt. Daarbij gaat het vooral om vragen rondom het levenseinde. Verder onderzoek zou moeten uitwijzen of het signaleren van deze vragen ook gevolgen heeft voor het handelen van de betreffende artsen. Het kwantitatieve onderzoek bevestigt dat een substantieel deel van de respondenten werkt volgens het biopsychosociale ziektemodel en dat patiëntgericht werken een belangrijke rol speelt. Er zijn echter niet genoeg aanknopingspunten om te kunnen stellen dat een groot aantal van de artsen werkt volgens een biopsychosociaal-spiritueel ziektemodel. Uit de open antwoorden kan worden geconcludeerd dat sommige respondenten wel oog hebben voor levensbeschouwelijke aspecten van ziek-zijn en het lijden dat daaruit voortkomt. Concluderend kan worden vastgesteld dat er in het contact tussen arts en patiënt ruimte is voor de zin van het lijden, maar dat denkbeelden en terminologie aan het veranderen zijn. Verklaringsmodellen uit de christelijke traditie spelen doorgaans geen grote rol meer, maar zijn wel nog aanwezig. In plaats daarvan is er ruimte gekomen voor andere disciplines, zoals de psychologie en de sociologie, die hulpwetenschappen voor artsen vormen en een tweede referentiekader representeren. Wat betreft de omgang met zingevingsvragen, kan worden vastgesteld dat de praktische invulling van een arts-patiëntencontact wordt gekenmerkt door houdingen als empathie, betrokkenheid, deskundigheid en eerlijkheid. Deze houdingen laten zien dat artsen aandacht hebben voor de patiënt als lijdende mens. Door het onderzoek kon echter niet worden aangetoond of artsen een verband leggen tussen het signaleren van zingevingsvragen en de wijze waarop zij met hun patiënten omgaan.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent348911 bytes
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleDe omgang met het lijden in de arts-patiëntrelatie
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsarts-patiëntrelatie, zingeving, lijden, theodicee, compassiemodel, existentiële psychotherapie, communicatie arts-patiënt, ziektemodellen, biomedisch model, biopsychosociaal model, biopsychosociaal-spiritueel model, evidence based medicine, patient-centered medicine, narrative medicine, zingevingsvraag, zingevingsvragen
dc.subject.courseuuTheologie en geestelijke verzorging


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record