American Exceptionalism. Clinton, Bush en het gebruik van stichtingsmythische retoriek.

Abstract

In het afgelopen decennium werden op het gebied van de Amerikaanse buitenlandse politiek beslissingen genomen, die op globaal niveau ingrijpende gevolgen hebben gehad. De aanslagen van 11 september 2001 waren de katalysator voor de War on Terror waarin de Verenigde Staten aankondigden voor altijd af te willen rekenen met internationaal terrorisme. Een begrip dat weer op de voorgrond is getreden in het huidige culturele en politieke debat is American exceptionalism. Kort samengevat stelt deze theorie dat de Verenigde Staten een speciale en exceptionele plaats innemen onder alle naties in de wereld. De Verenigde Staten zijn anders ontstaan, hebben zich anders ontwikkeld, en moeten daarom ook anders worden begrepen, op hun eigen voorwaarden en binnen hun eigen context. Onder president George W. Bush lijkt het begrip een centrale plaats te hebben ingenomen in met name de buitenlandspolitieke retoriek. In deze scriptie wordt vanuit een breed historisch kader en met behulp van een vergelijking van de politieke retoriek en het beleid van president Clinton en president George W. Bush antwoord gegeven op de vraag of er in zekere mate sprake is geweest van een soort herwaardering van het concept American exceptionalism tijdens het presidentschap van George W. Bush.