Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorDa Roit, Barbara
dc.contributor.advisorKnijn, Trudie
dc.contributor.authorHaenen, F.L.
dc.date.accessioned2011-08-08T17:00:40Z
dc.date.available2011-08-08
dc.date.available2011-08-08T17:00:40Z
dc.date.issued2011
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/7988
dc.description.abstractSociale activering, het verhogen van maatschappelijke participatie en het doorbreken of voorkomen van sociaal isolement door maatschappelijk zinvolle activiteiten die eventueel een eerste stap naar betaald werk kunnen betekenen (Ipso Facto, 2001), wordt binnen steeds meer beleidsterreinen ingezet. Een groep die ook te maken heeft met sociale activering bestaat uit vrouwen die in de vrouwenopvang wonen. Deze groep kent vaak een verleden van geestelijk, fysiek of seksueel geweld en heeft te maken met diverse problematiek als depressie, trauma, financiële, psychosociale en huisvestingsproblemen. De vraag is of een groep met dergelijke problematiek sociaal geactiveerd kan worden. Hieruit volgt de hoofdvraag: In hoeverre worden er bij sociale activering in de vrouwenopvang belemmeringen ervaren? Bij gebrek aan een model voor sociale activering is gebruik gemaakt van een samengesteld model voor empowerment bestaande uit een model van Kabeer (1999a) en Zimmerman (1995). Het model stelt dat voor empowerment zowel hulpbronnen als agency nodig zijn. Het concept agency omvat meer dan observeerbaar gedrag en handelingen; het gaat ook om de betekenis, motivatie en doelstelling die mensen hebben bij het gedrag dat ze vertonen (Kabeer, 1999a). Het model bevat drie soorten hulpbronnen: materiële, menselijke en sociale hulpbronnen. De materiële hulpbronnen worden bepaald door het inkomen en of er sprake is van schulden. De menselijke hulpbronnen worden bepaald door het opleidingsniveau en de lichamelijke en geestelijke gezondheid. De sociale hulpbronnen worden bepaald door de hoeveelheid sociale contacten, de kwaliteit van het netwerk en de mate van autoriteit die iemand ervaart. Ook agency bestaat uit drie componenten, namelijk de intrapersoonlijke component, de interactionele component en de gedragscomponent. De intrapersoonlijke component van agency wordt bepaald door ervaren controle, self-efficacy, motivatie en ervaren competentie. De interactieve component van agency wordt bepaald door kritisch bewustzijn, het begrijpen van causal agents, het ontwikkelen van vaardigheden en het mobiliseren van hulpbronnen. De gedragscomponent tenslotte wordt bepaald door maatschappelijke participatie en coping. De verwachting is dat bij elke hulpbron of component van agency belemmeringen worden gevonden voor sociale activering van vrouwen in de vrouwenopvang. Voor het beantwoorden van de hoofdvraag is eerst de beleidscontext beschreven aan de hand van landelijk beleid gericht op sociale activering (Wet werk en bijstand, Wet investeren in jongeren en Wet maatschappelijke ondersteuning). Vervolgens is het beleid van de gemeente Amsterdam beschreven aan de hand van beleidsstukken en een gesprek met een re-integratieconsulente van Dienst Werk en Inkomen. De verwachting is dat er zowel binnen landelijk als gemeentelijk beleid geen aandacht is voor de problematiek van vrouwen in de vrouwenopvang. Uit de beschrijving van de beleidscontext blijkt dat er, zowel binnen landelijk beleid als binnen het beleid van de gemeente Amsterdam, aandacht is voor vrouwen in de vrouwenopvang of de problematiek waarmee zij te maken hebben. Van dak- en thuislozen en mensen met psychische problemen wordt binnen landelijk beleid niet per definitie verwacht dat zij kunnen deelnemen aan sociale activering. Op gemeentelijk niveau wordt individueel vastgesteld in hoeverre vrouwen in de vrouwenopvang kunnen en willen deelnemen aan trajecten gericht op maatschappelijke participatie. Bij het toewijzen van trajecten is ook aandacht voor de behoefte aan veiligheid die veel vrouwen in de vrouwenopvang ervaren. Naast een beschrijving van de beleidscontext zijn kwalitatieve interviews gehouden met 15 vrouwen wonend op twee locaties voor vrouwenopvang in Amsterdam en met vier hulpverleensters werkzaam op deze locaties. Uit de interviews blijkt dat er, zoals verwacht, voor elke hulpbron en twee componenten van agency belemmeringen zijn gevonden voor de sociale activering van vrouwen in de vrouwenopvang. Alleen voor de gedragscomponent van agency zijn geen belemmeringen gevonden. De gevonden belemmeringen zijn een laag inkomen, een slechte psychische gezondheid, een zwak sociaal netwerk, gebrek aan ervaren controle, gebrek aan motivatie, een laag ontwikkeld kritisch bewustzijn, een slecht inzicht in de te nemen stappen, het niet kunnen mobiliseren van hulpbronnen en het slecht kunnen omgaan met moeilijke situaties. Daarnaast kunnen een gebrek aan geschikte re-integratietrajecten, een lichte verstandelijke beperking, drugsverslaving, gebrek aan kinderopvang, onvoldoende kennis van de Nederlandse taal, gebrek aan inzicht dat dagbesteding goed is, problemen bij instanties en gebrek aan stimulering van de hulpverlening een belemmering vormen. De gevonden belemmeringen komen veelal overeen met de belemmeringen die in de wetenschappelijke literatuur zijn beschreven. Nader onderzoek is nodig om te bepalen welke factoren grote dan wel kleine belemmeringen vormen voor sociale activering bij vrouwen in de vrouwenopvang. Een mogelijke beperking van het onderzoek is dat bij gebrek aan een model voor het onderzoeken van sociale activering gebruik gemaakt is van een model van empowerment. Hoewel deze concepten zeer dicht bij elkaar liggen betekenen ze niet precies hetzelfde. Volgens het beleid en geïnterviewde hulpverleensters is sociale activering dé manier om de sociale contacten van kwetsbare mensen, waaronder vrouwen in de vrouwenopvang, te versterken. Uit de resultaten blijkt echter dat er met betrekking tot sociale hulpbronnen belemmeringen worden ervaren. Om de sociale hulpbronnen toch te versterken moet of de uitvoering van sociale activering meer gericht zijn op het vergroten van de sociale contacten, of er moet meer gedaan worden met alternatieven
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent425848 bytes
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleSociale activering in de vrouwenopvang: Beleid en praktijkervaringen onderzocht
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsSociale activering
dc.subject.keywordsempowerment
dc.subject.keywordsvrouwenopvang
dc.subject.courseuuArbeid, zorg en welzijn: beleid en interventie


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record