| dc.description.abstract | Doel: Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in het executief functioneren van peuters van 2,5 tot 3,5 jaar. Onderzocht werd of peuters met gedragsproblemen en zich normaal ontwikkelende peuters verschillen op domeinen van het executief functioneren. Daarnaast is specifiek gekeken of er een relatie bestaat tussen executief functioneren en aandacht en hyperactiviteit/impulsiviteit bij de groep peuters met gedragsproblemen. Methode: Bij 65 peuters met gedragsproblemen en 124 peuters in de controlegroep zijn zeven executieve functie taken afgenomen op het gebied van inhibitie, werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit. Door middel van de ‘Caregivers-Teachers Report Form’ (C-TRF) zijn door leidsters gerapporteerde gegevens verzameld over de mate waarin de peuters met gedragsproblemen aandacht-, hyperactiviteit- en impulsiviteitproblemen laten zien. Resultaten: Er zijn significante groepsverschillen gevonden op vijf executieve functie taken in het voordeel van de controlegroep. Ook is een significante negatieve correlatie gevonden tussen één van de executieve functie taken die inhibitie meet en de mate van hyperactiviteit-/impulsiviteitproblemen bij de groep peuters met gedragsproblemen. Conclusie: De gevonden groepsverschillen zijn in lijn met ander onderzoek. De relatie tussen executief functioneren en aandacht-, hyperactiviteit- en impulsiviteitproblemen zal nader onderzocht moeten worden. De resultaten van dit onderzoek zijn belangrijk omdat deze erop wijzen dat eventuele tekorten in het executief functioneren al op zeer jonge leeftijd aangetoond kunnen worden. Dit maakt vroege interventies mogelijk. | |
