Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorAutar, L.
dc.contributor.authorBerger, Y.J.
dc.date.accessioned2021-09-03T18:00:50Z
dc.date.available2021-09-03T18:00:50Z
dc.date.issued2021
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/709
dc.description.abstractDit interdisciplinaire onderzoek is gericht op de vraag welke factoren bijdragen aan het instandhouden of versterken van discriminatie jegens individuen met een Midden-Oosterse achtergrond in Nederland. Er is getracht een meer omvattend inzicht te verschaffen op dit vraagstuk door de inzichten van Cognitieve en Neurobiologische Psychologie, Internationale Betrekkingen in Historisch Perspectief en Bestuurs- en Organisatiewetenschappen te integreren. Voor deze integratie is de methode van Repko en Szostak (2017) toegepast. De Cognitieve en Neurobiologische Psychologie heeft gekeken naar de rol van onbewuste raciale voordelen bij het individu middels hersenprocessen die hierbij betrokken zijn. Racisme begint namelijk bij het hebben van onbewuste raciale vooroordelen. Het ontstaan van onbewuste raciale voordelen ontwikkelt zich tijdens de kindertijd middels aangeleerde kennis. Om onbewuste raciale vooroordelen te veranderen is er gekeken naar de manipulatie van deze hersenprocessen middels empirische testen. Internationale Betrekkingen in Historisch Perspectief analyseerde welke factoren hebben bijgedragen aan het opkomen van het anti-moslim discours. Een van de oorzaken blijkt te zijn dat racisme niet meer gebaseerd is op biologische verschillen maar op culturele verschillen. De samenleving zou zich meer bewust moeten worden van de gevaren van dit ‘nieuwe racisme.’ De Bestuurs- en Organisatiewetenschappen heeft onderzoek gedaan naar hoe discriminatie plaatsvindt op institutioneel niveau, specifiek in de handelingswijze van Nederlandse politieagenten. De discretionaire bevoegdheid geeft ruimte voor persoonlijke vooroordelen, wat kan leiden tot etnisch profileren bij het maken van keuzes. Dit hoofdstuk stelt vervolgens dat door omgekeerde bewijslast en een verandering in de organisatiecultuur discriminatie verminderd zou kunnen worden bij de Nederlandse politie. Er is geconcludeerd dat vooroordelen onbewust ontstaan in de hersenen en gevormd worden door cultuur en historie, deze aspecten dragen bij aan negatieve beeldvorming. Daarnaast is geconstateerd dat door ambiguïteit in beleid discriminatie kan plaatsvinden in de praktijk. Deze inzichten zijn naar voren gekomen nadat aan de hand van verschillende integratietechnieken common ground gecreëerd werd voor de concepten Midden-Oosterse achtergrond, vooroordelen, discriminatie en cultuur. Deze concepten uit de integratie hebben geleid tot een model dat zowel de oorzakelijke factoren als de praktische gevolgen van discriminatie jegens individuen met een Midden-Oosterse achtergrond weergeeft. Er is een overkoepelende aanbeveling opgesteld dat adviseert dat het bevorderen van bewustwording op micro- meso- en macroniveau discriminatie jegens individuen met een Midden-Oosterse achtergrond zou kunnen verminderen.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent1110039
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleBeeldvorming over het Zelf en de Ander: discriminatie jegens individuen met een Midden-Oosterse achtergrond in Nederland Een interdisciplinair onderzoek naar de oorzakelijke factoren en gevolgen
dc.type.contentBachelor Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsInterdisciplinair, Midden-Oosterse achtergrond, Nederland, Discriminatie, Vooroordelen, Beeldvorming
dc.subject.courseuuLiberal Arts and Sciences


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record