Hebben leerlingen in een computerondersteunde leeromgeving een reëel beeld van hun samenwerking?

Abstract

Samenwerking wordt bepaald door de interactie die plaatsvindt. Interactie tijdens computerondersteund samenwerkend leren vraagt om dialogen op relationeel niveau en op taakniveau. Dit wordt bereikt door coördinatieactiviteiten en regulatieactiviteiten. Naast het samenwerkingsproces zijn ook de percepties van leerlingen op samenwerking van belang. Zo kunnen leerlingen positief en negatief groepsgedrag ervaren en daarnaast is de effectiviteit van strategieën van belang. Percepties van leerlingen op computerondersteund samenwerkend leren zijn van belang om de kwaliteit van samenwerkend leren in zo’n leeromgeving te verbeteren. Er is een exploratief onderzoek uitgevoerd naar de samenhang tussen percepties en samenwerkingsactiviteiten tijdens computerondersteund samenwerkend leren. Verwacht werd dat de percepties en de samenwerkingsactiviteiten samenhangen. Vijftig samenwerkingsgroepen voerden een taak uit in de computerondersteunde leeromgeving VCRI waarbij de chat werd opgeslagen om de samenwerkingsactiviteiten te achterhalen. De leerlingen kregen na afloop van de taak een vragenlijst om de percepties in beeld te brengen. Uit de resultaten blijkt dat er op relationeel niveau een significante relatie is tussen de coördinatieactiviteiten en positief groepsgedrag. Tussen negatief groepsgedrag en de coördinatieactiviteiten is geen relatie. Op taakniveau is er een significante relatie tussen metacognitieve en cognitieve activiteiten en de effectiviteit van strategieën. Er is geconcludeerd dat leerlingen een relatief reëel beeld hebben over hun samenwerking. Een kanttekening kan geplaatst worden bij het feit dat de chat op inhoud is geanalyseerd. In vervolgonderzoek kan de ondersteuning van computerondersteund samenwerkend leren in de vorm van tools worden meegenomen om het effect hiervan op de samenhang tussen samenwerkingsactiviteiten en percepties na te gaan.