dc.description.abstract | De complexe relatie tussen ephêbeia en burgerschap in de periode van circa 335 tot circa 100, en de specifieke positie daarin van buitenlanders, vormt het onderwerp voor deze masterthesis. Het onderzoek richt zich met name op de ontwikkeling van deze relatie, met als belangrijke deelvragen: hoe ontwikkelde burgerschap, ephebie en de relatie daartussen zich in de genoemde periode in Athene; wie moesten of mochten, aan de ephêbeia deelnemen; en wat betekende het volgen hiervan voor buitenlanders?
De belangrijkste conclusies uit dit onderzoek zijn als volgt samen te vatten:
- Burgerschap in Athene, het zijn van een Athênaios of Athênaia, werd traditioneel door afstamming (het geboren zijn uit twee astos ouders) bepaald. Daarnaast kon burgerschap door naturalisatie worden verkregen; dit kwam op individuele basis echter zelden voor, omdat hiervoor uitgebreide verdiensten jegens de polis waren vereist. In de lycurgische periode (338-322) betekende burgerschap ‘delen in’ de polis met alles wat daar bij hoorde. Dit werd uitgedrukt in de formulering meteinai tôn hierôn kai tôn hosiôn: participatie in culten en in menselijke praktijken die getuigen van leven zoals de goden behaagt.
- Vanaf de tweede helft van de derde eeuw valt in Athene een nivellering in het statusverschil tussen burger en niet-burger waar te nemen. Na 229 verviel de eis van twee astos ouders (een astos ouder was nu voldoende) en in de tweede helft van de tweede eeuw werd de naturalisatieprocedure sterk vereenvoudigd. Het werd nu mogelijk een verzoek tot naturalisatie in te dienen en burgerschap te kopen. Wel bleef formeel de scheiding tussen burger en niet-burger bestaan: alleen burgers konden deel uitmaken van dêmoi, phulai en phratriai en alleen zij konden als magistraat worden gekozen.
- De Atheense ephêbeia was in de lycurgische periode een strak georganiseerde, tweejarige training met als doel achttien- en negentienjarige Atheense jongens voor te bereiden op hun plichten als soldaat en burger. Daarmee had de ephebie tevens een socialiseringsfunctie; de plichten werden de epheben via hun training en opleiding bijgebracht en gestaafd door het afleggen van de ‘Eed der epheben’. Deze ephebie is in 336/5 ofwel nieuw gecreëerd ofwel zeer grondig hervormd. Op grond van demografische gegevens lijkt het zeer waarschijnlijk dat deelname aan de ephêbeia niet volledig was; 'bad citizenship' in de vorm van het ontduiken van deze 'verplichting' was kennelijk ook onder epheben geen onbekend verschijnsel. De Atheense ephebie was niet geënt op politiek-filosofische literatuur, kan niet worden beschouwd als een rite de passage (burgerschap was een eis voor toelating en geen 'beloning' voor het volgen ervan), en was nauw verbonden met de polisculten en -festivals.
- in de periode van 322 tot 100 zijn verschillende stadia in de ontwikkeling van de ephêbeia vast te stellen, waarbij met name de hervorming in de eerste helft van de derde eeuw belangrijk was voor de relatie met burgerschap. De duur werd teruggebracht tot een jaar, de verplichting (voor zover deze al had bestaan) verdween, en waarschijnlijk was er sprake van een bepaalde census voor deelname. Het gevolg was dat het aantal deelnemers sterk verminderde (van circa 500 naar circa 50, vanaf 160 v.Chr. weer toenemend naar circa 140 per jaar, met overigens per jaargang sterke fluctuaties). Het militaire karakter bleef wel bestaan, maar werd geleidelijk minder dominant en had uiteindelijk geen praktische betekenis meer. Er kwam meer aandacht voor intellectuele vorming en religieuze activiteiten, waaronder deelname aan agones. Ook de socialiseringsfunctie verdween: er was sprake van een Entpolitiserung van de ephebie, waardoor de relatie met het burgerschap steeds losser werd.
- Vanaf de tweede helft van de tweede eeuw werd de ephêbeia ook opengesteld voor buitenlanders. Velen zijn van mening dat de belangrijkste motivatie voor het volgen hiervan het daardoor automatisch verkrijgen van het Atheense burgerschap was. Dit valt echter te betwijfelen: er zijn hiervoor geen (overtuigende) voorbeelden te vinden, terwijl er wel voorbeelden zijn van deelnemers die hun eigen etniciteit behielden. Het kan zijn dat een deelnemer zich eerst moest laten naturaliseren alvorens deel te mogen nemen aan de ephêbeia; of hij daarna het burgerschap daadwerkelijk via de voorgeschreven procedures effectueerde stond los daarvan. Hoe dan ook, burgerschap lijkt geen gevolg te zijn van het deelnemen aan de ephebie. Motivatie voor deelname moet veeleer worden gezocht in de reputatie van Athene als cultureel en intellectueel centrum in de hellenistische wereld en in het inhoudelijke niveau van de ephêbeia zelf. | |