dc.description.abstract | In dit onderzoek is onderzocht hoe zorgverleners in de intramurale psychogeriatrische ouderenzorg werkdruk en werktevredenheid ervaren, en hoe zij omgaan met spanningen die voortkomen uit hun werkomgeving. Aanleiding vormden de toenemende personeelstekorten in de ouderenzorg, de groeiende zorgvraag, en het spanningsveld tussen maatschappelijke verwachtingen en de praktijk van alledag. Door participerende observaties, veldnotities en (in)formele interviews, zijn diepgaande inzichten verkregen in de dagelijkse realiteit van zorgverleners.
Uit de analyse kwamen drie hoofdthema’s naar voren waarin spanningen zich manifesteren. Het eerste thema betreft de betrokkenheid bij de doelgroep: zorgverleners willen betekenisvolle zorg bieden, maar voelen zich hierin beperkt — zowel door tijd als door emotionele belasting. Om zichzelf te beschermen tegen de kwetsbaarheid die gepaard gaat met nabijheid, ontwikkelen zij soms (onbewust) afstand. Het tweede thema beschrijft de afhankelijkheid van andere betrokken partijen zoals familieleden, collega’s en management. Hierin ontstaat spanning wanneer verwachtingen niet op elkaar aansluiten of als verantwoordelijkheden onduidelijk zijn. Zorgverleners ervaren autonomie, maar deze vrijheid kan ook juist leiden tot keuzestress door het voortdurend afwegen van belangen. Het derde thema richt zich op communicatie: feedback is vaak indirect, communicatie loopt via omwegen of wordt vermeden. Dit versterkt gevoelens van machteloosheid en zorgt voor onduidelijkheid in samenwerking en rolverdeling.
Wat duidelijk wordt, is dat subjectieve werkdruk niet enkel ontstaat door objectieve factoren zoals werktijden of personeelsbezetting, maar vooral wordt gevormd door spanningen in het sociale systeem waarin zorgverleners opereren. Wanneer zorgverleners het gevoel hebben de controle te verliezen, tast dit hun gevoel van autonomie, competentie en verbondenheid aan — drie psychologische basisbehoeften die essentieel zijn voor werktevredenheid. Omgaan met die kwetsbaarheid gebeurt vaak via sociale afweermechanismen zoals vermijding, over-identificatie met regels of projectie. Hoewel deze strategieën houvast kunnen bieden, ondermijnen ze tegelijkertijd de kwaliteit van zorg.
Tegelijkertijd biedt dit onderzoek ook een richting voor constructieve verandering: spanningen zijn niet per se problematisch. Ze kunnen functioneren als dragers van informatie en uitnodigen tot reflectie, mits ze erkend en bespreekbaar worden gemaakt. In plaats van te streven naar het elimineren van spanningen, ligt de kracht in het leren balanceren — tussen nabijheid en afstand, tussen autonomie en verantwoordelijkheid, en tussen emoties en professionaliteit. Die balans, zo blijkt, is geen eindpunt maar een voortdurend proces van afstemmen en herijken. | |