Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorSonnenschein, Johan
dc.contributor.authorHendriks, Corinne
dc.date.accessioned2022-02-16T00:00:28Z
dc.date.available2022-02-16T00:00:28Z
dc.date.issued2022
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/497
dc.description.abstractLichamelijkheid speelt een prominente rol in veel, zo niet alle koloniale literatuur rond 1900. Ras/etniciteit, gender, seksualiteit, gezondheid en ziekte zijn aspecten van lichamelijkheid die steeds terug te vinden zijn in koloniale romans van die tijd. Ze onderscheiden de individuele witte hoofdpersonages van de kolonie waarin ze verblijven en de gekoloniseerden die ze ontmoeten. De kolonie kan op haar beurt kan gezien worden als een lichaam met haar bevolking, landschap en culturen die door de witte Europese personages als een entiteit ervaren wordt die hen ten gronde richt. Er worden drie koloniale teksten tegen het licht gehouden waarbij de vraag gesteld wordt: Hoe worden lichaam en kolonie verbeeld in Nederlandstalige koloniale romans rond 1900? De teksten die worden onderzocht zijn: De stille kracht (1900) van Louis Couperus, Tropenwee (1904) van Henri van Booven en De zwarte kost (1898) van Cyriel Buysse. Om tot een antwoord op de centrale vraagstelling te komen, worden enerzijds de lichamen of ‘lichamelijkheid’ van de verschillende witte mannelijke hoofdpersonages binnen de drie romans onderzocht. Anderzijds wordt er een antwoord gezocht op de vraag hoe de kolonie als lichaam gerepresenteerd wordt en welke visie er spreekt over de kolonie per casus. In dit onderzoek wordt een dekoloniale intersectionele benadering met imagologische invloeden toegepast die hermeneutisch van aard is. Deze benaderingen vormen een nuttige aanvulling op elkaar en het soort onderzoek dat hier bedreven wordt. De theoretische basis ligt bij Gloria Wekker en haar visie op intersectionaliteit en white innocence en Joep Leerssens imagologische concepten. In een poging het onderzoek over de landsgrenzen heen te brengen en tot een meer vergelijkende neerlandistiek te komen, is er bewust voor gekozen niet alleen Nederlandse teksten te analyseren, maar ook een Vlaamse. De hier toegepaste benadering is nieuw en wordt getest op effectiviteit in de analyse van de drie gekozen koloniale teksten. De benadering kan voor de analyse van alle koloniale romans waarin ziekte een rol speelt toegepast worden en heeft niet slechts betrekking op de drie casussen die in dit onderzoek geanalyseerd worden. Er worden drie deelanalyses uitgevoerd waarbij steeds gekeken wordt naar de verbeelding van ras/etniciteit, gender, seksualiteit, gezondheid en ziekte van de hoofdpersoon; naar de verbeelding van gekoloniseerden, de koloniale natuur en de kolonie als natie; en ten slotte hoe het lichaam van het hoofdpersonage en de kolonie als lichaam op elkaar betrokken worden. Voor de analyse van deze verbeeldingen is focalisatie van belang, daarbij is steeds indachtig gehouden dat de focalisatie in deze teksten voornamelijk gebeurt door het witte mannelijke hoofdpersonage en/of de vertelinstantie die zijn oorsprong vindt in een witte mannelijke auteur. Het biedt een specifiek perspectief op de kolonie en de plaats daarin voor de witte Europese man. De verbeelding van de witte Europese man en de kolonie komen in de geanalyseerde werken in grote lijnen overeen met elkaar. De witte mannelijke hoofdpersonages raken ontgoocheld en gaan moreel en/of fysiek ten onder. De kolonie is een geheimzinnige of irrationele plaats. De gekoloniseerden zijn ontoegankelijk en onkenbaar. Het koloniale systeem maakt zowel kolonisatoren als gekoloniseerden kapot. De drie werken tonen allemaal hoe koloniale verbeelding ontstaat, doorwerkt, steeds opnieuw geproduceerd wordt en zo het bestaande koloniale systeem in stand houdt. De voor dit onderzoek nieuw ontwikkelde methode laat vooral zien hoe gelaagd de koloniale verbeelding in deze teksten is. Hoe er steeds verschillende images aan het werk zijn die elkaar bevestigen of tegenspreken, maar die allemaal gefundeerd lijken te zijn op de illusie van beschaving.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.language.isoNL
dc.subjectEen intersectioneel opgezette analyse met imagologische invloeden van lichamelijkheid en kolonialisme in een drietal zowel historisch als thematisch nauwverwante romans uit de Nederlandse en Vlaamse literatuur rond 1900. Namelijk: De stille kracht (1900) van Louis Couperus, De zwarte kost (1898) van Cyriel Buysse en Tropenwee (1904) van Henri van Booven.
dc.titleHet lichaam als kolonie, de kolonie als lichaam. Een onderzoek naar lichamelijkheid in enkele Nederlandstalige koloniale romans rond 1900
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordskolonialisme; intersectionaliteit; imagologie; lichamelijkheid; De stille kracht; Tropenwee; De zwarte kost; Louis Couperus; Henri van Booven; Cyriel Buysse; Joep Leerssen; Gloria Wekker;
dc.subject.courseuuNeerlandistiek
dc.thesis.id2298


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record