dc.description.abstract | Deze masterscriptie onderzoekt de organisatorische legitimiteit van de Eredivisie CV (ECV) ten opzichte van de rijksoverheid. De studie beoogde inzicht te krijgen in hoe de rijksoverheid de ECV als samenwerkingspartner beoordeelt, met organisatorische legitimiteit als bepalende factor. Kwalitatief onderzoek middels semi-gestructureerde interviews met elf respondenten uit de ministeries van Justitie & Veiligheid, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Infrastructuur & Waterstaat, gaf inzicht.
De rijksoverheid erkent de maatschappelijke potentie van betaald voetbal voor verschillende beleidsterreinen. Deze erkenning leidt echter niet automatisch tot structurele samenwerking met de ECV. De ECV is veelal onbekend, wordt verward met de KNVB of individuele clubs, en heeft nagenoeg geen contact met de ministeries. Een karikaturaal beeld als "geldmachine" domineert, waar commerciële belangen de morele legitimiteit onder druk zetten. De ECV wordt als weinig proactief gezien, mist een normerende rol en aantoonbare maatschappelijke impact, waarbij individueel BVO-gedrag de legitimiteit beïnvloedt.
De ECV bevindt zich in een "debated" legitimiteitsstatus; haar geschiktheid als beleidspartner staat ter discussie of is onbekend. Zij wordt geconfronteerd verschillende uitdagingen. Om haar positie te versterken, dient de ECV een responding strategie toe te passen. Dit behelst het vergroten van zichtbaarheid en rolhelderheid, aantoonbaar maken van maatschappelijke impact, transparant omgaan met commerciële belangen, een normerende rol omarmen en structurele samenwerkingen aangaan. Dit vereist geloofwaardig symbolisch en substantieel management, de "self-promoter’s paradox" vermijdend. | |