Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorPander Maat, H.L.W.
dc.contributor.authorDuursma, F.
dc.date.accessioned2010-07-27T17:00:23Z
dc.date.available2010-07-27
dc.date.available2010-07-27T17:00:23Z
dc.date.issued2010
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/4901
dc.description.abstractDeze thesis richt zich op de vraag of er een steilere hellingshoek voor negativiteit in taal optreedt. Met andere woorden: wanneer een negatieve taaluiting nog negatiever wordt, neemt de extremiteit van de evaluatie van het object in de uiting sneller toe dan bij een toenemende positieve taaluiting. Deze hypothese is opgesteld naar aanleiding van een aantal onderzoeken op het gebied van de biologie en de psychologie, die extremere reacties vonden bij toenemende negativiteit dan bij toenemende positiviteit. Op basis van deze onderzoeken werd ook verwacht een hoger startpunt voor positiviteit aan te treffen, dus een extremere reactie bij lage hoeveelheden positiviteit dan bij lage hoeveelheden negativiteit. Positiviteit en negativiteit zijn geoperationaliseerd door attribuutframingtaken. Er zijn 16 stellingen opgesteld met elk een positieve en een negatieve variant (of frame). De positieve en negatieve variant werden verbonden aan vier percentages: 20%, 40%, 60% en 80%. Ter illustratie hieronder een voorbeeld van een stelling. Het frame is positief, het percentage 20%. 1. De schrijfster heeft al 20% van haar boek geschreven. Met haar boek is zij: helemaal niet ver heel ver □ □ □ □ □ □ □ De acht condities (2 frames x 4 percentages) zijn verdeeld over acht versies van dezelfde vragenlijst. De 16 stellingen moesten elk beoordeeld worden op een bipolaire zevenpuntsschaal, met telkens aan de linkerkant de meest negatieve antwoordoptie en aan de rechterkant de meest positieve antwoordoptie. Er zijn 200 proefpersonen bereid gevonden om een vragenlijst in te vullen. De data zijn geanalyseerd door middel van regressieanalyses. Beide hypothesen moeten worden verworpen: de lijn die negativiteit representeert, heeft een hoger startpunt dan de positieve lijn. Daarnaast loopt de lijn die positiviteit representeert significant steiler. In plaats van het verwachte negativiteitseffect wordt dus een positiviteitseffect aangetroffen. Omdat de data zich er goed voor lenen, is ook gekeken naar eventuele framingeffecten. Vier t-toetsen wijzen uit dat er alleen framingeffecten optreden wanneer de hoeveelheid positiviteit in verhouding tot negativiteit groot genoeg is. Omdat in de onderzoeken die de aanleiding vormden voor de gevormde hypo-thesen twee unipolaire schalen voor positiviteit en negativiteit werden gebruikt (in plaats van één bipolaire schaal), strekt het tot de aanbeveling om dit onderzoek te herhalen met twee unipolaire schalen. Daarnaast is het op basis van opgeworpen hypothesen uit de bestudeerde literatuur interessant om te onderzoeken of hetzelfde onderzoeksontwerp, maar dan met extreme of morele situaties in de vraagstellingen, wél tot een negativiteitseffect leidt.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent2136576 bytes
dc.format.mimetypeapplication/msword
dc.language.isonl
dc.titleDe hellingproef. De mate van positiviteit en negativiteit in attribuutframingtaken en de invloed op beoordeling.
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsNegativiteitseffect, positiviteitseffect, attribuutframing, hellingshoek
dc.subject.courseuuCommunicatiestudies


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record