Negatieve ouder-kind interactie en cannabisgebruik: De mediërende rol van depressieve klachten

Abstract

De adolescentie is een ontwikkelingsfase waarin veel adolescenten gaan experimenteren met cannabis. Cannabisgebruik kan negatieve mentale en fysieke gevolgen hebben. Jongeren die cannabisgebruiken spijbelen vaker, hebben eerder last van het amotivationeel syndroom en hebben vaker last van concentratievermindering en angststoornissen. Voorgaande studies laten zien dat in gezinnen waar sprake is van negatieve ouder-kind interacties, de prevalentie van cannabisgebruik hoger is. Het is van belang om meer inzicht te krijgen in de factoren die cannabisgebruik beïnvloeden, om interventies te ontwikkelen die de gevolgen en risico’s kunnen reduceren. Daarom wordt in het huidige onderzoek onderzocht of depressieve klachten de relatie tussen negatieve ouder-kind interactie en cannabisgebruik zou kunnen verklaren. In het huidige onderzoek is gebruik gemaakt van data van het RADAR-project waar 422 respondenten aan hebben deelgenomen, met een leeftijd tussen de 16 en 20 jaar. Verschillende meetinstrumenten zijn gebruikt; Network of Relationships Inventory (NRI), Reynolds Adolescent Depression Scale (RADS-2) en er is gekeken hoe vaak adolescenten cannabis hebben gebruikt in 12 maanden. Er is gebruik gemaakt van een regressieanalyse door middel van PROCESS-macro in SPSS. Uit de analyse is gebleken dat er geen mediatie-effect bestaat van depressieve klachten in de relatie tussen negatieve ouder-kind interactie en cannabisgebruik. De relatie tussen negatieve ouder-kind interactie en cannabisgebruik blijkt wel significant, maar de relatie wordt niet verklaard door depressieve klachten. Er blijkt een significant verband te bestaan tussen negatieve ouder-kind interactie en depressieve klachten, maar niet tussen depressieve klachten en cannabisgebruik.