Leren over de stand van de mondiale economische ontwikkeling

Abstract

Uit onderzoek blijkt dat vrijwel iedereen in hoge-inkomenslanden een te pessimistisch en te zwart-wit wereldbeeld heeft van het niveau van de economische ontwikkeling van de wereld. Zo denken de meeste mensen dat armoede toeneemt, terwijl dit niet het geval is. Ook is het idee dat de wereld verdeeld is in een kleine groep rijke westerse landen en een grote groep arme niet-westerse landen sterk aanwezig. Dit terwijl het gemiddelde inkomen in lage-inkomenslanden sinds 1970 meer dan verdubbeld is, de meeste mensen tegenwoordig in midden-inkomenslanden wonen en veel van de rijkste landen in de wereld niet westers zijn (denk aan Saoedi-Arabië, Japan, Zuid-Korea, Taiwan en Singapore). Deze beelden ontstaan deels doordat feitenkennis niet wordt bijgesteld aan nieuwe ontwikkelingen en deels doordat de beeldvorming van mensen sterk wordt beïnvloed door de media die over het algemeen onevenredig veel negatief nieuws laten zien. Het aanpakken van de bovengenoemde negatieve en zwart-witte denkbeelden door middel van Storymaps sluit goed aan bij meerdere onderdelen van het examenprogramma, zowel op havo- als op vwo-niveau. Dit onderzoek tracht kennis te verkrijgen over Storymaps in het algemeen en om geschikt en uitvoerbaar lesmateriaal te produceren dat naast de Storymap ook opdrachtenbladen, antwoordbladen en een docentenhandleiding omvat. De hoofdvraag is beantwoord door middel van de Educational Design Research (EDR) methode. Dit houdt in dat er eerst vooronderzoek is uitgevoerd om het onderwerp te verkennen. Het vooronderzoek omvatte ten eerste een literatuurstudie. Ten tweede omvatte het interviews met leerlingen om hun bestaande denkbeelden vast te stellen en om enkele eerste reacties op het verzamelde bronmateriaal te verkrijgen om zo toe te werken naar een eerste versie van de Storymap. De Storymap zelf en het bijbehorende lesmateriaal zijn in drie rondes ontworpen en bijgesteld op basis van feedback van de participanten van het ontwerponderzoek. De participanten waren voornamelijk eerstegraads docenten aardrijkskunde maar er is ook een expert over beeldvorming geconsulteerd. Hierbij is continu de kwaliteit van het product verbeterd op basis van criteria zoals consistentie, relevantie, uitvoerbaarheid en effectiviteit.