Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorBijlsma, Johannes
dc.contributor.authorBaartmans, Laura
dc.date.accessioned2023-01-26T01:01:55Z
dc.date.available2023-01-26T01:01:55Z
dc.date.issued2023
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/43463
dc.description.abstractTer beantwoording van de onderzoek vraag is het wettelijke kader van tbs met dwangverpleging volgens artikel 37a Sr geschetst en is de discussie omtrent het stoornisvereiste uitgewerkt. Daarnaast zijn de kaders van preventieve detentie gebaseerd op gevaar volgens de a-grond van artikel 5 van het EVRM geschetst, die preventieve detentie gebaseerd op gevaar mogelijk maakt. Hierbij wordt de jurisprudentie van het EHRM omtrent de Sicherungsverwahrung gebruikt, een Duitse vorm van preventieve detentie gebaseerd op gevaar. Hieruit is gebleken dat de belangrijkste voorwaarde van de a-grond, de causaliteit tussen veroordeling en detentie is. Wanneer dit causale verband, ofwel een sufficient causal connection, er niet is of wordt doorbroken, is er sprake van willekeurige vrijheidsbeneming. Wil er sprake zijn van een sufficient causal connection, dan moet er 1) een finding of guilt zijn, 2) er moet een causaal verband tussen indexdelict en detentie zijn, wat inhoudt dat de preventieve detentie gericht moet zijn op het voorkomen van soortgelijke strafbare feiten, 3) de gedetineerde moet de kans krijgen om zijn gevaar te reduceren door toegang tot geschikte middelen, zoals behandeling en 4) het is van belang dat het causale verband met verloop van tijd verzwakt. Uit deze randvoorwaarden vloeien zowel andere mogelijkheden als beperkingen voort ten opzicht van tbs met dwangverpleging. Uit de analyse volgt dat a-grond leidt tot een ruimere mogelijkheid om tbs op te leggen ten opzichte van de e-grond, waar de huidige tbs onder valt. Er hoeft immers geen psychische stoornis te worden vastgesteld, een causaal verband tussen veroordeling en detentie is genoeg. Echter beperkt het EHRM deze mogelijkheid ook. De eerste beperking ontstaat door het vereiste van causaal verband tussen indexdelict en detentie en leidt ertoe dat preventieve detentie niet verlengd kan worden wanneer iemand (zeer) gevaarlijk is maar dit gevaar ziet op een ander soort delict dan het indexdelict. De tweede beperking ontstaat mogelijk met het verstrijken van tijd, omdat het causale verband tussen veroordeling en detentie dan verzwakt. Geconcludeerd wordt dat deze beperkingen terechte restricties zijn aan de ruimte die bij het opleggen van preventieve detentie komt kijken. De derde beperking leidt echter tot een onwenselijk, en wat mij betreft tevens een onbegrijpelijk, knelpunt. Volledig ontoerekeningsvatbare daders vallen namelijk buiten deze vorm van preventieve detentie, omdat er volgens de restrictieve benadering van het EHRM geen sprake is van een finding of guilt. Deze laatste beperking is dus het enige knelpunt van preventieve detentie onder de a-grond vergeleken met het huidige systeem. Waarvoor een oplossing met worden gezocht. De civiele zorgmachtiging als vangnet, leidt namelijk tot een aantal fundamentele bezwaren. Het voornaamste bezwaar is dat volledig ontoerekeningsvatbare daders op deze manier rechtstreeks vanuit de strafbank in de reguliere GGZ worden geplaatst. Daarnaast zijn er een aantal praktische bezwaren, zoals financiën en een gebrek aan beveiligde bedden. Geconcludeerd wordt dat preventieve detentie gebaseerd op gevaar verder onderzoek verlangd. De a-grond biedt mogelijkheid om de Michael P’s in de samenleving makkelijker preventieve detentie op te kunnen leggen; een vraag die vanuit zowel de maatschappij als de literatuur toch regelmatig klinkt. Hoewel het EHRM enige restricties oplegt, is verder onderzoek naar wenselijke restricties op zijn plaats. Voor welke delicten mag deze preventieve detentie worden opgelegd? Is het wenselijk om hierin de lijn van de huidige tbs te volgen? Daarnaast verdient het vraagstuk hoe het knelpunt van de volledig ontoerekeningsvatbare daders opgelost wordt verder onderzoek. Zijn er strafrechtelijke wegen die bewandeld bewandeld of vrijgemaakt kunnen worden?
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.language.isoEN
dc.subjectIn dit onderzoek wordt in gegaan op het Nederlandse wettelijk kader van tbs ex artikel 37a Sr en de kaders van de a-grond van het EVRM. Voornamelijk de jurisprudentie over de Duitse Sicherungsverwahrung is daarbij van belang. Ten slotte volgt een analyse van deze Europeesrechtelijke wettelijke kaders en de mogelijkheden en beperkingen t.o.v. het huidige systeem.
dc.titleEen alternatief voor tbs: gevaarlijk of gewenst? Een onderzoek naar de grenzen van artikel 5 lid 1 sub a EVRM aan preventieve detentie gebaseerd op gevaar
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordstbs, 37a Sr, stoornis, gevaar, vergelijking, Sicherungsverwahrung, artikel 5 lid 1 sub a EVRM, a-grond, e-grond, beperkingen
dc.subject.courseuuCriminal Law
dc.thesis.id13263


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record