dc.description.abstract | Deze scriptie analyseert hoe in Nederland tijdens het fin de siècle (1880-1910) in verschillende vormen (etnografische voorstellingen, reisverslagen en romans) de interactie met de ‘natuurlijke Ander’ werd gebruikt om moderniteit te bekritiseren en de eigen identiteit te versterken. Allereerst is onderzocht hoe Nederland tijdens de eeuwwende moderniseerde en hoe hierop gereageerd werd. De perceptie van een (te) snelle verandering zorgde bij een minderheid van de bevolking voor een gevoel van sociale ontwrichting waardoor de identiteit van mensen bedreigd werd. Deze groep idealiseerde de niet-witte mens, omdat deze volgens hen in een natuurstaat zou leven en daarom gelukkiger zou zijn. De interactie met ‘de Ander’ werd gebruikt om de eigen, moderne maatschappij te bekritiseren om zodoende vat te krijgen op de zo gevoelde veranderende wereld en eigen identiteit.
In drie vormen van interactie met de niet-witte mens blijkt dat er kritiek werd geuit op de moderniteit. Op nuances na kwam de kritiek in de drie vormen met elkaar overeen. De niet-witte mens werd beschouwd als ‘natuurlijk’, kreeg een sterk lichaam toegeschreven en werd omschreven als onveranderlijk, zorgeloos, gelukkig en mystiek. Ook de nijverheid van de niet-witte mens werd beschouwd als zuiver omdat hier geen sprake was van massaproductie. De moderne mens werd hier tegenover gezet, die over dit ‘natuurlijke’ niet meer beschikte. Dit werd beschouwd als nadelig. Volgens de beeldvorming bleek steeds dat de moderne mens fundamenteel verschilde van de ‘natuurlijke Ander’. Het benadrukken van dit verschil diende om de eigen identiteit te versterken. In de bronnen zag men zichzelf en de eigen samenleving steeds als modern en daarmee als ontwikkeld, rationeel, industrieel, materialistisch en losgekoppeld van de natuur. Het moderne werd steeds gekoppeld aan een breder Europees of westers kader. Meer zelden werd er een specifiek Nederlandse moderne identiteit versterkt.
Tussen de vormen van interactie met ‘de Ander’ is verschil gebleken. Vooral bij de romans was de moderniteitskritiek impliciet. Bij de etnografische voorstellingen en reisverslagen was dit concreter, mede omdat de eigen ervaring werd verwerkt. Bij etnografische voorstellingen was de kritiek het meest duidelijk omdat er steeds voorbeelden uit de eigen samenleving werden gebruikt. Bij de reisverslagen was dit minder het geval en bij de romans volledig afwezig. | |