Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorSonnenschein, J.
dc.contributor.advisorPieterse, S.A.
dc.contributor.authorDavelaar, L.
dc.date.accessioned2021-08-06T18:00:23Z
dc.date.available2021-08-06T18:00:23Z
dc.date.issued2021
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/40594
dc.description.abstractDe levens van Henriette Roland Holst (1869-1952) en Sonja Prins (1912-2009), twee twintigste-eeuwse linkse poëziereuzinnen, zijn op vele manieren aan elkaar verwant. Ze werden als niet-proletariërs vroeg communist en namen daar later afstand van. Ze schreven aan grote poëtische oeuvres, waarin ze de sympathie voor het linkse, evenals andere strijdtonelen, bleven behouden. Beiden verhielden zich tot de feministische beweging – respectievelijk de eerste en de tweede feministische golf – maar maakten er niet direct deel van uit, hoewel Prins er, anders dan Roland Holst, wel directe aansluiting toe zocht. Een vergelijking tussen de twee dichters dringt zich dan ook snel op. Daarbij valt een verschil op: Prins is volledig oningebed in de literatuurgeschiedenis gebleven, terwijl Roland Holst er stevig in is vastgebeiteld – te stevig, denk ik. Roland Holsts werk is altijd in een politiek- historische context geïnterpreteerd die haar als socialistisch, dus antifeministisch heeft bestempeld. In deze scriptie probeer ik deze interpretaties van Roland Holst open te breken en tegelijkertijd Prins in te bedden aan de hand van de feministische stroming en analysemethode waar Prins zich het duidelijkst naartoe beweegt: die van het ecofeminisme. Ik denk dat dit gedeelde theoretische kader de analyse van beide dichters kan versterken. De hoofdvraag van deze scriptie is daarom: Hoe kan een ecofeministische analysemethode bijdragen aan de (her)interpretatie en (her)inbedding van de poëzie van Henriette Roland Holst en Sonja Prins in een feministische traditie? Het concrete vertrekpunt van mijn analyse vormt de tijdsbelevingen die in de te analyseren dichtbundels centraal staan, die bij beide dichters fungeert als het verband tussen het ecologische en het feministische. In de analyse van Roland Holsts onderzoek ik het complexe spel tussen vrouwelijkheid, feminisme en natuur in haar poëzie, en introduceer ik het kernbegrip dat deze aspecten aan elkaar verbindt: dat van zachtheid. Bij Prins analyseer ik hoe ze, zonder dat het woord bij haar in dezelfde mate centraal staat als bij Roland Holst, zachtheid uitbouwt tot een kernhouding, onder andere door een vrouwelijke norm als uitgangspunt te nemen in haar poëzie, die uitnodigt tot meekijken, meevoelen en meedenken. In de slotbeschouwing reflecteer ik op mijn poging Prins in te bedden en Roland Holst juist uit haar inbedding te breken, en de bruikbaarheid van een ecofeministische benadering daarin. Ik betoog in deze scriptie dat via het ecofeministische perspectief in de poëzie van Roland Holst en Prins een ‘zachte’ – dat wil zeggen als vrouwelijk geconnoteerde, aan de natuur ontleende, op zorg voor omgeving gerichte, anti- hiërarchische, anti-breuklijnige en anti-veroverende – levensvisie naar de oppervlakte komt.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent1256406
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleEen zacht fundament. Ecofeministische lezingen van de poëzie van Henriette Roland Holst en Sonja Prins
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordspoëzie, ecofeminisme, Henriette Roland Holst, Sonja Prins
dc.subject.courseuuNederlandse Literatuur en Cultuur


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record