Modererende rol van inhibitie op werkgeheugentaken bij bovenbouwleerlingen op de basisschool

Abstract

Leerproblemen worden regelmatig vastgesteld bij basisschoolleerlingen en er zijn aanwijzingen dat problemen met werkgeheugen en inhibitie hieraan ten grondslag liggen. In deze studie is onderzocht of er een verschil is tussen een klassikale en individuele situatie wanneer het verbale en het visueel-ruimtelijke werkgeheugen bij kinderen wordt getest. Daarnaast is onderzocht of inhibitie een modererende rol heeft op het werkgeheugen, waarbij verwacht wordt dat kinderen met een zwakkere inhibitie een groter verschil laten zien tussen de twee situaties. Om dit te onderzoeken zijn een verbale werkgeheugentaak ‘het Apenspel’ en een visueel-ruimtelijke werkgeheugentaak ‘het Leeuwenspel’ door 109 leerlingen uit de bovenbouw van de basisschool gemaakt, eenmaal in de klas en eenmaal in een individuele situatie. Daarnaast hebben zij een ‘Go/no-go’ inhibitietaak gedaan. De leerlingen uit groep 5, 6 en 7 van verschillende basisscholen in Nederland hebben leeftijden tussen de 8 en 11 jaar (M = 9.51, SD =0.77). Een one-way repeated measures ANOVA is gebruikt om te kijken naar verschillen tussen de klassikale en individuele situatie. Inhibitie is als covariaat toegevoegd om het modererende effect te meten. Uit de resultaten komt naar voren dat de leerlingen hoger scoren in de individuele situatie dan in de klassikale situatie op zowel het Apenspel als het Leeuwenspel en dat inhibitie geen modererende effect heeft op de uitkomst van de werkgeheugentaken. De leerlingen presteren beter op de verbale en visueel-ruimtelijke werkgeheugentaken wanneer zij zich in een stille situatie bevinden, dan wanneer zij in een klaslokaal met afleiding zijn. Het verschil in prestaties is niet groter wanneer inhibitie meegenomen wordt. De capaciteiten van een leerling worden beïnvloed door de omstandigheden waarin gewerkt wordt, maar niet door de mate van inhibitie.