De invloed van IQ en ouderlijk toezicht op delinquent gedrag: Een longitudinaal vergelijkend onderzoek

Abstract

Onderzoeksvraag: Vroegtijdig signaleren en preventief ingrijpen lijken van groot maatschappelijk belang om jongeren van het criminele pad af te laten stappen. Het totale IQ en ouderlijk toezicht zijn veelvuldig onderzocht als preventieve factoren voor het voorkomen van crimineel gedrag. Deze masterscriptie onderzoekt of het totale IQ en ouderlijk toezicht in de vroege adolescentie een preventieve invloed hebben op het ontwikkelen van delinquent gedrag in de late adolescentie. Methode: De gegevens van 111 adolescenten in de vroege (Mage = 13.2) en late adolescentie (Mage = 18.2) zijn meegenomen in dit onderzoek. De Pearson’s chi-square test of contingencies is uitgevoerd met het totale IQ zoals afgenomen met de subtests Blokpatronen en Woordkennis van de WISC-III-R en de zelfrapportage delinquent gedrag. Een binaire logistische regressie is uitgevoerd met de totale IQ-score, de parental knowledge scale van de Parenting Practices vragenlijst ingevuld tijdens de vroege en late adolescentie en zelfrapportage delinquent gedrag ingevuld tijdens de late adolescentie. Resultaten: Ouderlijk toezicht van moeder en vader in de vroege adolescentie lijkt geen preventief effect te hebben of adolescenten delinquent gedrag vertonen in de late adolescentie. Daarnaast heeft de intelligentie van de adolescent geen effect een adolescent delinquent gedrag vertoont in de late adolescentie. Eveneens lijkt intelligentie niet als moderator tussen ouderlijk toezicht in de vroege adolescentie en het vertonen van delinquent gedrag in de late adolescentie te dienen.

Research question: Taking preventive measures seems to be of great importance to stop adolescence from turning criminal. The total IQ score and parental supervision are often pinpointed as preventative factors for stopping criminal behavior. This thesis researches whether the total IQ score and parental supervision in early adolescence has a preventative effect on developing delinquent behavior in late adolescence. Method: 111 Dutch adolescence were asked to fill in questionnaires in their early (Mage = 13.2) and late adolescence (Mage = 18.2). A Pearson’s chi-square test of contingencies was conducted using the total IQ score as measured by the WISC-III-R and the selfreport delinquent behavior. A binairy logistic regression was conducted using the total IQ score, parental knowledge scale of the Parenting Practices questionnaire and the selfreport delinquent behavior filled in during the early and late adolescence. Results: Parental supervision in early adolescence shows no significant effect on delinquent behavior in late adolescence. Next to this total IQ score seems to have no significant effect on delinquent behavior of the adolescent in late adolescence. Furthermore intelligence does not seem to function as moderator between parental supervision in early adolescence and delinquent behavior in late adolescence