Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorBavelaar, Hestia
dc.contributor.authorVisser, N.M.C.
dc.date.accessioned2020-05-04T18:00:11Z
dc.date.available2020-05-04T18:00:11Z
dc.date.issued2020
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/35741
dc.description.abstractHet feminisme begon als een sociaal politieke beweging, die uiteindelijk in de academische wereld terechtgekomen is in de vorm van feministische kunstcritici en kunsthistorici die begonnen te schrijven over de manier waarop er met vrouwen en kunst werd omgegaan. In 1971 zette Linda Nochlin met haar essay "Why Have There Been No Great Woman Artists?" als eerste de feministische kunstgeschiedenis op de kaart. Volgens haar is kunst zowel gemaakt door vrouwen als door mannen afhankelijk van de plaats en tijd en hebben vrouwelijke kunstenaars dus veel meer gemeen met hun mannelijke tijdgenoten dan met elkaar. Door te verwerpen dat vrouwen een gemene deler zouden hebben, ook wel het essentialisme genoemd, slaat Nochlin een andere weg in dan het feminisme daarvoor had. Nochlin stelt dat het ontbreken van vrouwelijke meesters ligt aan praktische obstakels en institutionele barrières, en niet aan de vaardigheden van individuele vrouwen. In 1981 publiceerden Grieselda Pollock en Rozsika Parker het boek "Old Mistresses: Women, Art and Ideology". Zij gaan verder: ze focussen niet alleen op de uitsluiting van vrouwen in de kunstwereld, maar ze kijken ook naar de begrippen ideologie en culturele productie. Concluderend zijn hun kernpunten dat gender een ideologie is en dat er historisch specifiek geschreven moet worden over vrouwelijke kunstenaars. Ongeveer tegelijk schreef Lucy Lippard haar essay "Issue and Taboo"’, naar aanleiding van de tentoonstelling ‘Social Strategies by Women Artists’. De kunst hier laat volgens Lippard zien dat alle feministische kunst politiek getint is, en dat die problemen aankaart die wereldwijd gevoeld worden. Opvallend is dat Lippard het essentialisme niet zo duidelijk afschrijft als Nochlin, Pollock en Parker deden. Interessant is om te kijken naar de feministische denkers van de laatste 10 jaar en wat zij overgenomen hebben van de eerste auteurs. Aan de hand van drie artikelen uit de laatste 10 jaar is gebleken dat verschillende ideeën zeker nog relevant zijn: het antiessentialisme en de specificiteit die daarmee samenhangt. Een verschil is de ontwikkeling naar meer inclusiviteit. In het huidige feminisme worden niet alleen vrouwen als onderdrukte groep gezien, maar ook niet-Europese mensen, zwarte mensen en LHBT-ers. Concluderend zijn veel ideeën uit de jaren ‘70 en ‘80 nog actueel, met uitzondering van het zogenoemde derde-golf feminisme dat weinig ideeën uit de jaren ‘70 en ‘80 overneemt: het essentialisme wordt daarin omarmd en stereotype vrouwelijke dingen juist gebruikt.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent674665
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleFeministische kunsttheorie toen en nu: Nochlin, Pollock, Parker en Lippard in de huidige tijd.
dc.type.contentBachelor Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsFeminisme, Kunsttheorie, Linda Nochlin, Grieselda Pollock, Rozsika Parker, Lucy Lippard, Kunstkritiek
dc.subject.courseuuKunstgeschiedenis


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record