dc.description.abstract | Multatuli’s Max Havelaar is al decennialang onderwerp van discussie in de postkolonialistische literatuurkritiek. Sinds Edward Said in 1994 opmerkt dat de auteur de imperialistische toon die in de negentiende eeuw het debat rondom de Europese koloniën tekende, op zeldzame wijze wist te ontstijgen, heerst de vraag of dit in zijn bekendste roman inderdaad het geval is – of dat er toch nog sporen van imperialistisch denken in de tekst zijn aan te wijzen. In dit eindwerkstuk meng ik me in deze discussie aan de hand van een analyse van het thema metaforiek. Door voor de voornaamste vertellers en personages uit de roman na te gaan hoe ze spreken in én over metaforen, of door andere vertellers/personages met verschillende typen taal in verband worden gebracht, vel ik mijn oordeel over het al dan niet imperialistische karakter van het boek. Hierbij maak ik gebruik van de ideeën over taal en betekenis van de Frans-Algerijnse filosoof Jacques Derrida, welke ik aanwend om de metafooranalyse te interpreteren en in relatie tot de postkolonialistische kwestie te problematiseren. Ik concludeer dat er in de roman aan de hand van het metafoorthema een antikolonialistische kritiek wordt geleverd, maar hetzelfde thema tegelijkertijd vanuit een nog wel degelijk imperialistisch discours vorm krijgt. Mijn standpunt is dat imperialisme en antikolonialisme hierin niet naast elkaar bestaan, maar dat het eerste wezenlijk is in het uitdragen van het laatste. Of dit de hele roman uiteindelijk toch nog een imperialistische aard verschaft, laat ik echter open: de complexe narratieve structuur en het reflexieve karakter van het boek, maken een dergelijk eenduidig oordeel moeilijk hard te maken. | |