Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorWinnubst, M.H.
dc.contributor.authorCnossen, H.A.
dc.date.accessioned2020-01-13T18:00:39Z
dc.date.available2020-01-13T18:00:39Z
dc.date.issued2019
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/34484
dc.description.abstractIn dit onderzoek is de motivatie om vrijwilligerswerk voor de non-gouvernementele organisatie Plan Nederland te verrichten bestudeerd. Plan Nederland heeft, evenals veel andere vrijwilligersorganisaties, moeite met het aantrekken en behouden van betrokken vrijwilligers. De organisatie besloot om een vorm van vrijwilligerswerk aan te bieden waar zij nog niet bekend mee waren en organiseert sinds 2014 zogenaamde ‘challenges’. Deze ‘challenges’ zijn voorbeelden van charity sports events. Wat de charity sports events van Plan Nederland onderscheidt van alle andere, is dat deze plaatsvinden in ontwikkelingslanden. Deelnemers dienen minimaal een paar duizend euro in te zamelen en krijgen vervolgens de kans om een sportactiviteit in het buitenland te doen alsook de projecten van Plan Nederland met eigen ogen te zien. Hoewel er al enig onderzoek is verricht naar de motieven van deelnemers van charity sports events, is dit onderzoek voornamelijk kwantitatief van aard en richt het zich hoofdzakelijk op de motieven om deel te nemen. Of er een samenhang bestaat tussen de ervaring met een charity sports event en de wens om vaker vrijwilligerswerk te verrichten voor dezelfde organisatie is echter weinig bekend. In deze case study wordt antwoord gegeven op de vraag: Wat maakt dat de deelnemers van een ‘challenge’ van Plan Nederland na afloop van hun deelname aan dit tijdelijke vrijwilligersproject gemotiveerd zijn hun inzet voor de organisatie al dan niet continueren in de vorm van vrijwilligerswerk? Antwoord op deze vraag wordt geformuleerd aan de hand van een documentanalyse, een literatuurstudie en semigestructureerde interviews. Door middel van een documentanalyse is kennis opgedaan over het vrijwilligersbeleid van de organisatie die centraal staat in deze case study: Plan Nederland. Literatuuronderzoek is gebruikt om inzichtelijk te maken welke wetenschappelijke kennis reeds bekend is over motivatie, vrijwilligerswerk en de motivatie om vrijwilligerswerk te verrichten. Zowel motivatie als vrijwilligerswerk blijken complexe begrippen waar in de wetenschap tot op heden nog geen uniforme definitie voor gevormd is. Vrijwilligerswerk wordt in dit onderzoek gedefinieerd als werk dat in enig georganiseerd verband onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving (Arends, 2015; Meijs, 1997). De deelname aan een ‘challenge’ van Plan Nederland wordt beschouwd als een vorm van vrijwilligerswerk aangezien deelnemers met hun fondsenwerving een dienst verlenen aan de organisatie waar zij niet voor worden betaald. Motivatie wordt beschouwd als een gedragsintentie die in verschillende vormen komt. Drie theorieën werden van belang geacht voor dit onderzoek: de self-determination theory (Deci & Ryan, 1985) die onderscheid maakt tussen intrinsieke, extrinsieke, autonome en gecontroleerde motivatie en die veronderstelt dat intrinsieke en autonome vormen van motivatie hoogwaardiger zijn dan de andere vormen; de goal-setting theory (Locke & Latham, 1991) die veronderstelt dat mensen gemotiveerd worden door concrete en uitdagende doelen en de functionele benadering voor het verrichten van vrijwilligerswerk die op basis van de Volunteer Functions Inventory (Clary et al., 1998) veronderstelt dat vrijwilligers zes verschillende soorten motieven kunnen hebben voor vrijwilligerswerk alsook dat vrijwilligers meerdere motieven kunnen hebben. Door middel van de literatuuranalyse kon richting worden gegeven aan het empirische gedeelte van dit onderzoek dat bestond uit semigestructureerde interviews onder achttien deelnemers aan het sportevenement Cycle4Girls. In de analyse van de empirische data is gebruik gemaakt van temporal bracketing wat de onderzoeker de kans heeft geboden om de motivatie voor het verrichten van vrijwilligerswerk onder te verdelen in drie verschillende fasen: voorafgaand, tijdens en na afloop van Cycle4Girls. De resultaten hebben aangetoond dat deelnemers meerdere en uiteenlopende motieven kunnen hebben voor hun deelname. De belangrijkste motieven die in dit onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn het ervaren van plezier, het hebben van een uitdaging, zelfontplooiing, de wens om iets voor een ander te doen en een sociaal motief. Grotendeels tonen deze motieven gelijkenis met een van de zes motieven uit de Volunteer Functions Inventory (Clary et al. 1998). Eén motief sluit hier echter niet op aan: het pleziermotief. Daarnaast hebben de resultaten aangetoond dat de vrijwilligerservaring van respondenten in verband kan worden gebracht met hun bereidheid om nogmaals vrijwilligerswerk te verrichten voor Plan Nederland. Een derde van de respondenten is na afloop van Cycle4Girls niet gemotiveerd om nogmaals fondsen te werven voor de non-gouvernementele organisatie. Hiermee is aangetoond dat de motivatie voor een specifieke activiteit niet statisch maar dynamisch is. Het empirisch onderzoek heeft aangetoond dat de drie psychologische basisbehoeften – te weten autonomie, competentie en relationele verbondenheid – van de groep respondenten die niet nogmaals fondsen willen werven gedurende de looptijd van het project niet optimaal bevredigd zijn. Respondenten die na afloop van Cycle4Girls eventueel nog fondsen willen werven, hebben te kennen gegeven dat zij wel competentie, autonomie en sociale verbondenheid hebben ervaren. In lijn met de self-determination theory (Ryan en Deci, 1985) suggereren de resultaten uit dit onderzoek dan ook dat een bevrediging van de drie psychologische basisbehoeften ervoor zorgt dat mensen meer plezier beleven aan een activiteit en sneller geneigd zijn om deze activiteit voort te zetten dan wel te herhalen. Dat respondenten geen fondsen meer willen werven, betekent echter niet dat zij vrijwilligerswerk voor Plan Nederland in zijn geheel uitsluiten. Iets minder dan de helft van de respondenten heeft zich na afloop van Cycle4Girls nogmaals ingezet voor Plan Nederland. Naar eigen zeggen hebben zij dit gedaan omdat zij zich door hun ervaring met Cycle4Girls meer verbonden voelen met Plan Nederland alsook dat zij het werk van de organisatie meer zijn gaan waarderen. Het feit dat deelnemers met eigen ogen hebben gezien waar hun ingezamelde geld aan wordt besteed, blijkt van grote invloed te zijn op dit gevoel van waardering. De onderzoeksresultaten suggereren dat respondenten die voorafgaand aan een vrijwilligersproject twijfelen over de haalbaarheid van een extern opgelegd en gekwantificeerd doel, zich minder snel uit het veld laten slaan door factoren die een negatief effect kunnen hebben op hun gevoel van competentie, autonomie en sociale verbondenheid. Vervolgonderzoek dient uit te wijzen of deze bevindingen eveneens houdbaar zijn in een andere context. Daarnaast kan toekomstig onderzoek zich richten op de houdbaarheid van een zevende motief – een pleziermotief - ter aanvulling van de huidige zes motieven binnen de Volunteers Functions Inventory. Tot slot kan het interessant zijn om in de toekomst aandacht te besteden aan de mate waarin een enkele vrijwilligerservaring effect kan hebben op betrokkenheid bij een organisatie na afloop van episodisch vrijwilligerswerk.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent1790798
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleMotivaties voor (tijdelijk) vrijwilligerswerk
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsVrijwilligerswerk, tijdelijk, self-determination theory, goal-setting theoy, Volunteer Functions inventory, Motivatie, Plan Nederland
dc.subject.courseuuCommunicatie, beleid en management


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record