Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorSpit, T.J.M.
dc.contributor.authorGelens, J.B.L.
dc.date.accessioned2019-10-23T17:00:34Z
dc.date.available2019-10-23T17:00:34Z
dc.date.issued2019
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/34345
dc.description.abstractIn Nederland is een toenemende vergrijzing te zien. Dit is het gevolg van het collectief ouder worden van de in omvang relatief grote babyboomgeneratie, geboren tussen 1950-1970. Vergrijzing heeft effect op de woonbehoefte van ouderen. Het leidt tot een toename van aantal (kwantitatief effect) en aandeel (kwalitatief effect) actieve en zorgbehoeve ouderen op de woningmarkt en tot een grotere differentiatie in woonbehoefte van ouderen (kwalitatief effect). Door de beperkte aanpasbaarheid van de woningvoorraad, als gevolg van het duurzame karakter en de locatiegebondenheid van woningen, ontstaat hierdoor een mismatch met het woningaanbod. Dit leidt tot een woningbouwopgave voor ouderen. Door de centrale positie in de ruimtelijke ordening en de volkshuisvesting hebben gemeenten een regierol op de woningmarkt en is zij regisseur in het realiseren hiervan. In dit onderzoek staat de volgende doelstelling centraal: het inzichtelijk maken van de wijze waarop gemeenten de actoren die betrokken zijn bij de totstandkoming van het woningaanbod kunnen sturen met als doel het woningaanbod zo optimaal mogelijk aan te passen aan veranderingen in de woonbehoefte van ouderen door een toenemende vergrijzing. Op basis hiervan is de volgende vraagstelling geformuleerd: “hoe kunnen gemeenten actoren sturen die betrokken zijn bij de totstandkoming van het woningaanbod met als doel dit aan te passen aan de veranderende woonbehoefte van ouderen door een toenemende vergrijzing?” De woningmarkt is een multi-actormarkt. Op basis van het bezit van woningen zijn de actoren aan de aanbodzijde benoemd: eigenaar-bewoners, woningcorporaties, particuliere verhuurders en projectontwikkelaars. Ook het Rijk, de provincies en gemeenten zijn actor, omdat zij veelal vanuit publieke belangen hierin intervenieert om vraag en aanbod op de woningmarkt beter op elkaar af te stemmen. Omdat het Rijk en gemeenten vanuit verschillende beleidsterreinen betrokken zijn, zijn zij zelf ook een multi-actor. Omdat de woningmarkt een multi-actormarkt is, is in dit onderzoek een netwerkbenadering gebruikt. Deze veronderstelt dat alle actoren doelstellingen hebben en voor de realisatie hiervan van elkaar afhankelijk zijn. Daarnaast is de institutionele context van invloed op de interacties tussen actoren, daarom de institutionele netwerkbenadering van Koppenjan en Klijn (2004) gehanteerd. Omdat voor de beantwoording van de hoofdvraag een analyse nodig is van de relaties tussen actoren en deze in hoge mate worden beïnvloed door de lokale context is gekozen voor een enkelvoudige casestudie als onderzoeksontwerp. Hiervoor is de gemeente Breda geselecteerd, omdat dit een groeigemeente is een krimpende regio (West-Brabant). Daarmee wijkt de situatie in Breda af van andere steden in Brabant en de Randstad. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de onderzoeksmethoden: literatuuronderzoek, documentanalyse, interviews en vragenlijsten. Uit de resultaten blijkt dat door het effect van een toenemende vergrijzing een mismatch ontstaat tussen de woonbehoefte van ouderen en het woningaanbod. Deze heeft zowel kwantitatieve als kwalitatieve componenten. Door verschillen in zowel de vraag- als de aanbodzijde zijn verschillen te zien tussen gemeenten in de woningbouwopgave voor ouderen. Ook zijn verschillen te zien tussen woningmarktsectoren, dit vraagt om verschillende vormen van sturing door gemeenten. Daarnaast volgt hieruit dat gemeenten een regierol hebben op de woningmarkt. Dit omdat zij de beschikking heeft over het publiekrechtelijk instrumentarium, overzicht heeft van wat er op gemeenniveau speelt en een verantwoordelijkheid naar burgers toe heeft. Gemeenten voeren hierbij verschillende vormen van regie: het in beeld brengen van de woningbouwopgave en het verbinden, stimuleren en sturen van actoren om hier invulling aan te geven. De dominante regievorm verschilt per actor: stimuleren van eigenaar-bewoners, verbinden van woningcorporaties, particuliere verhuurders en zorgpartijen en sturen bij projectontwikkelaars. Ook blijkt uit de resultaten dat actoren onderling afhankelijk zijn voor het realiseren van doelstellingen in de probleemsituatie. Het Rijk en de provincies zijn hiervoor afhankelijk van gemeenten, hier is een eenzijdige afhankelijkheid te zien. Wel blijkt tussen gemeenten en de actoren aan de aanbodzijde een hoge mate van wederzijdse afhankelijkheid, omdat zij beschikken over middelen die cruciaal zijn voor elkaar. Tevens blijkt dat de actoren verschillende rollen hebben. Het Rijk, de provincies, gemeenten en woningcorporaties hebben een kennisrol. Daarnaast heeft het Rijk de bevoegdheid voor het opstellen van wet- en regelgeving waarmee het de institutionele context bepaalt. Provincies zijn verantwoordelijk voor de afstemming van woningmarktbeleid tussen gemeenten, binnen de door hen gestelde regionale ruimtelijke kaders. Gemeenten hebben een regierol: zij stelt het ruimtelijk- en volkshuisvestingsbeleid vast, beschikt over het publiekrechtelijk instrumentarium waarmee zij bindende besluiten neemt en is verantwoordelijk voor de afstemming met lokale actoren over de uitvoering van beleid. Ook de actoren aan de aanbodzijde hebben meerdere rollen, omdat zij beschikken over middelen die cruciaal zijn voor gemeenten voor het realiseren van doelstellingen, zij kunnen hierin een potentiële- bondgenoot of blokker zijn voor gemeenten. Tot slot blijkt dat er spanningsvelden kunnen bestaan in de invulling van de regierol door gemeenten. Gemeenten hebben een hoge mate van autonomie, waardoor verschillen kunnen bestaan tussen gemeenten in het woningmarktbeleid ten aanzien van de huisvestingspositie van ouderen op de woningmarkt. Ook blijkt dat er spanning kan bestaan tussen het gewenste ruimtelijk beleid vanuit volkshuisvesting en het gewenste ruimtelijk beleid van gemeenten. Tot slot blijkt dat door de verandering van een actief naar een faciliterend grondbeleid het belang van heldere en integrale beleidskaders toeneemt om dezelfde beleidsdoelstellingen te bereiken als met actief grondbeleid. De hoofdvraag is beantwoord aan de hand van twee factoren die belangrijk zijn voor de invulling van de regierol van gemeenten op de woningmarkt: gemeenten moeten handelen vanuit een langetermijnperspectief, op basis waarvan zij (gezamenlijk) heldere beleidskaders stellen. Dit onderzoek is toegepast op de gemeente Breda, een gemeente met huishoudensgroei en waarbij de focus van het beleid op woningbouw ligt. Nader onderzoek is nodig naar gemeenten met een andere demografische ontwikkeling, in een andere regio, om overeenkomsten en verschillen in resultaten in beeld te brengen. Op die manier kan de invloed van de context op het handelen van actoren inzichtelijk te maken.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent2212492
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleRegie op een vergrijzende woningmarkt
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsVergrijzing, woningmarkt, gemeente, sturing, regierol.
dc.subject.courseuuSpatial Planning


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record