Relaties tussen de Grote Vijf persoonlijkheidskenmerken en angstsymtomen van adolescenten gemedieerd door opvoedgedrag van vaders en moeders

Abstract

Achtergrond: In deze studie is de relatie onderzocht tussen de Grote Vijf persoonlijkheidskenmerken en angstsymptomen van adolescenten gemedieerd door opvoedgedrag van vaders en moeders. Methode: De gebruikte data is afkomstig uit een Vlaams longitudinaal onderzoek naar persoonlijkheid, ouderschap en ontwikkeling. Persoonlijkheidskenmerken van de adolescenten zijn gemeten met de HiPIC, warmte met de PPQ, psychologische controle met de PCS-YSR en de PS is gebruikt om overreactiviteit en laksheid te meten. Op het zesde meetmoment in 2009 deden er in totaal 433 adolescenten mee waarvan 204 jongens (47.1%) en 229 (52.9%) meisjes. Zij hadden een leeftijd van 14 tot en met 17 jaar oud (M = 15 jaar en 6 maanden, SD = 1.17). Resultaten: Hiërarchische meervoudige regressieanalyses lieten zien dat een lage mate van welwillendheid bij adolescenten meer overreactiviteit en psychologische controle bij vaders uitlokt, wat gerelateerd is aan meer angst. Een hoge mate van welwillendheid bij adolescenten lokt meer psychologische controle uit bij moeders en is gerelateerd aan meer angst. Een lage mate van emotionele stabiliteit lokt meer psychologische controle uit bij vaders en is gerelateerd aan meer angst. Conclusie: Negatieve opvoedgedragingen van met name vaders hebben een sterke mediërende rol op angst van adolescenten.