Sharia in Nederland Een onderzoek naar de toepassing van islamitisch familierecht bij de burgerlijke stand

Abstract

In dit onderzoek staat de vraag centraal hoe de Nederlandse ambtenaar burgerlijke stand omgaat met de toepassing van islamitisch familierecht en hoe deze werkwijze zich verhoudt tot het maatschappelijk en wetenschappelijk debat omtrent de verenigbaarheid van islamitisch familierecht en universele mensenrechten. Om deze vraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van een interdisciplinaire literatuurstudie naar de toepassing van islamitisch recht in Nederland vanuit de rechtsgeleerdheid, religiewetenschap en politieke wetenschappen. Daarnaast heb ik onderzoek verricht naar de inhoud van Burgerlijk Wetboek 1 en 10 en de handboeken die ambtenaren burgerlijke stand tot hun beschikking hebben bij hun werkzaamheden. Uit het onderzoek is gebleken dat het wetenschappelijk en maatschappelijk debat zich op verschillende wijzen verhouden tot het vraagstuk over de toepassing van islamitisch familierecht in Nederland. De werkwijze van de burgerlijke stand typeert zich door enerzijds veel ruimte te bieden voor de toepassing van vreemd recht en daarmee aan te sluiten bij het wetenschappelijk debat, en anderzijds aan te sluiten bij het maatschappelijk debat door rechtsfeiten die te zeer afwijken van democratische basisprincipes te weren door middel van de openbare orde exceptie. De uitkomsten van dit onderzoek geven inzichten over de wijze waarin in Nederland omgegaan wordt met de inpassing van vreemde elementen uit het islamitisch recht in de seculiere samenleving en hoe dit van invloed is op de praktische uitvoering van de taak van de ambtenaar burgerlijke stand.