Ontwikkeling van internaliserende problematiek bij extreem vroeggeboren kinderen tussen de twee en vijf jaar: verschil tussen jongens en meisjes.

Abstract

De prevalentie van internaliserende problematiek bij extreem vroeggeboren kinderen blijkt hoog te zijn. Uit meerdere onderzoeken blijkt daarnaast dat de prevalentie bij meisjes hoger is in vergelijking met jongens. Een tijdige herkenning van deze problematiek en het tijdig ingrijpen blijken essentieel voor het verloop van de internaliserende problematiek. Naarmate een kind ouder wordt verergert deze problematiek. Op deze ontwikkeling is in dit onderzoek de aandacht gevestigd geweest. Er werd onderzocht hoe de internaliserende problematiek zich ontwikkeld bij extreem vroeggeboren kinderen tussen de twee en vijf jaar, waarbij nagegaan is of deze ontwikkeling verschilt voor jongens en meisjes. Om dit te onderzoeken is er gebruik gemaakt van de schaal Internaliserende Problematiek van de CBCL 1,5-5. Deze is door ouders van 66 extreem vroeggeboren kinderen (37 meisjes en 29 jongens) ingevuld. De gemiddelde zwangerschapsduur binnen de onderzoeksgroep was 26,6 weken. De resultaten tonen aan dat er geen sprake is van een significante toename van internaliserende problematiek tussen de twee en vijf jaar bij extreem vroeggeboren kinderen. Eveneens blijkt dat er geen verschil is in mate van internaliserende problematiek tussen jongens en meisjes op zowel twee- als vijfjarige leeftijd. Deze onderzoeksresultaten komen niet overeen met de opgestelde verwachtingen vanuit de literatuur. Enkele verklaringen voor de onderzoeksresultaten zijn aangedragen.