dc.description.abstract | In dit onderzoek is gekeken naar de mate van negatieve transfer bij het vormen van Nederlandse nominale samenstellingen door Turks-Nederlandse (N=4) en Marokkaans-Arabisch- Nederlandse (N=8) basisschoolleerlingen van tussen de 4 en 8 jaar oud. Met behulp van een compound production task zijn de samenstellingen die deze leerlingen vormden vergeleken met die van andere meertalige (N=12) en Nederlands-eentalige (N=14) leeftijdsgenoten. Verwacht werd dat er negatieve transfer zou optreden vanuit het Marokkaans-Arabisch, een taal met linkshoofdige samenstellingen, op het vormen van samenstellingen in het Nederlands, een taal met rechtshoofdige samenstellingen. Deze hypothese werd echter niet ondersteund, omdat de Marokkaans-Nederlandse kinderen het hoofd van samenstellingen niet vaker omdraaiden dan de andere leerlingen. Wel vormde één leerling een constructie met van, wat op negatieve transfer vanuit het Marokkaans-Arabisch lijkt te wijzen. Bij de Turks-Nederlandse leerlingen kon negatieve transfer niet worden aangetoond: de fouten die deze kinderen maakten met bindingsmorfemen traden in dezelfde mate op bij de andere leerlingen, vooral bij 4-jarigen. Ook vormden de Turks-Nederlandse kinderen geen samenstellingen met een bezittelijk voornaamwoord als suffix, wat wel in eerder onderzoek gebeurde tijdens interviews met 6- en 8-jarige Turks-Nederlandse kinderen. In vervolgonderzoek zou getest kunnen worden of er verschillen zijn tussen spontane spraak en experimentele data in de mate van negatieve transfer bij tweetaligen op het gebied van samenstellingen. | |