De relatie tussen (het voorlezen en) audiovisuele media en de ontwikkeling van de communicatieve vaardigheden van jonge kinderen

Abstract

In dit onderzoek is onderzocht of het gebruik van de audiovisuele media door kinderen (tussen de 15 maanden en 4,5 jaar) naast voorlezen van invloed is op de communicatieve ontwikkeling van een kind. Hierbij is er gebruik gemaakt van mixed methods: kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Het kwantitatieve onderzoek is gedaan door middel van enquêtes gekoppeld aan het Van Wiechen Ontwikkelingsonderzoek, waarmee de communicatieve ontwikkeling van kinderen wordt bijgehouden. Zo is er onderzocht of (voorlezen en) audiovisuele media een effect hebben op de ontwikkeling van communicatieve vaardigheden van kinderen. In tegenstelling tot de verwachtingen in het theoretisch kader zijn er geen significante verbanden gevonden tussen (het voorlezen en) het audiovisueel mediagebruik en de communicatieve ontwikkeling van kinderen. Door middel van interviews zijn de redenen van ouders om hun kind voor te lezen of gebruik te laten maken van audiovisuele media achterhalen. Evenals hun perspectief op de bijdrage van deze activiteiten aan de communicatieve ontwikkeling van hun kind. In de interviews komt naar voren dat ouders voorlezen en audiovisueel mediagebruik door hun kind zien als een belangrijk rustmoment en leermiddel voor kennis en taal. Voorlezen wordt daarnaast gezien als een contactmoment met het kind en audiovisueel media gebruik als eenvoudig middel om kinderen bezig te houden. De bijdrage van deze activiteiten aan de communicatieve ontwikkeling van het kind vinden de meeste ouders lastig in te schatten. Beide activiteiten reiken het kind herhaald (nieuwe) woordjes en zinnetjes aan wat volgens de ouders een bijdrage zou kunnen leveren in de ontwikkeling van de communicatieve vaardigheden van een kind.