Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorDijkman, J.E.C.
dc.contributor.authorPutten, C.A.M. van der
dc.date.accessioned2018-07-19T17:05:49Z
dc.date.available2018-07-19T17:05:49Z
dc.date.issued2018
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/29699
dc.description.abstractNa jarenlange verzoeken van diverse stedelijke actoren, zoals gemeenteraadsleden en industriëlen, nam het Rijk in 1867 het besluit om de vesting Maastricht te ontmantelen. Gemeentelijke actoren achtten de procedure van ontmanteling van de rijksoverheid die volgde op het besluit onrechtvaardig en onacceptabel. Gedurende vele jaren probeerden zij het ontmantelingsplan te modificeren. Sommige veranderingsgezinde actoren vonden dat het Rijk mee diende te betalen aan de aanleg van stedelijke voorzieningen als bestrating en riolering. Andere actoren betwistten het eigendomsrecht van de rijksoverheid op de voormalige vestingterreinen. Pas in 1881 sloten het gemeentebestuur van Maastricht en het Rijk een overeenkomst betreffende de overname van alle nog vrije voormalige vestinggronden. Terwijl gemeentebestuur en rijksoverheid geen akkoord konden bereiken, waren zij wel gelijkgestemd over het belang van de Maastrichtse industrie en nijverheid. Al in 1868 stonden veranderingsgezinde stedelijke actoren het industriëlen als Petrus Regout toe om onderhands en in publieke veiling voormalige vestingterreinen te kopen van het Rijk om zo hun ondernemingen te kunnen uitbreiden. Het gemeentebestuur van Maastricht probeerde op die terreinen geen institutionele verandering na te streven. Tussen 1868 en 1881 waren fabrikanten en andere ondernemers dan ook praktisch de enigen die voormalige vestinggronden kochten van de rijksoverheid. In dit onderzoek worden de vestingstatus van Maastricht en het ontmantelingsplan van de rijksoverheid beschouwd als instituties. Met behulp van de theorie van politicologen James Mahoney en Kathleen Thelen, betreffende de stabiliteit en verandering van instituties, zijn de beoogde en verwezenlijkte institutionele veranderingen in kaart gebracht. Nadat de vestingstatus in 1867 was vervangen, bleek de institutionele stabiliteit van het ontmantelingsplan van de rijksoverheid groot. Politieke actoren als ministers en Tweede Kamerleden beschermden het ontmantelingsplan. Ze blokkeerden bijna alle door de stedelijke actoren beoogde modificaties en lieten aan hen ook geen discretionaire ruimte bij de interpretatie en implementatie van het ontmantelingsplan. Zodoende betekende de slotovereenkomst tussen Rijk en gemeente uit 1881 dat het ontmantelingsplan van de rijksoverheid geheel geconcretiseerd werd.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent972563
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleHet einde van de vesting Maastricht: een institutionele analyse van het ontmantelingsproces 1860-1881
dc.type.contentBachelor Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsvesting, vestingstad, ontmanteling, Maastricht, institutie, institutionele verandering, Mahoney, Thelen, negentiende eeuw
dc.subject.courseuuHistory


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record