dc.description.abstract | Place-based education (PBE) komt in het internationale onderwijs en wetenschappelijk onderzoek steeds meer naar voren. Dit komt doordat het veel verschillende voordelen voor leerlingen lijkt te hebben op het gebied van motivatie, persoonlijke ontwikkeling en versterking van de band met de lokale omgeving. In Nederland komt PBE naar voren in omgevingsonderwijs. Omgevingsonderwijs in de ruimste zin van het woord vindt jaarlijks plaats in het aardrijkskundeonderwijs in de regio Utrecht. Op de meeste scholen komt dit gemiddeld één keer per jaar voor in de onderbouw. Deze opdrachten voldoen echter niet aan alle kenmerken van PBE. Vooral qua inhoud wijkt het omgevingsonderwijs in Nederland redelijk af van PBE. Kenmerken als affectieve ontwikkeling van de leerlingen, duurzaamheid burgerschapsvorming en reflectie van de leerling, komen maar in beperkte mate naar voren. Contact met de lokale omgeving en multidisciplinariteit komen in de meeste opdrachten wel vaak terug.
Opvallend is dat de opdrachten vaak wel voldoen aan de kenmerken die horen bij de vorm van PBE. Alle docenten geven aan een begeleidende rol als docent aan te nemen, hoewel dit kan wisselen per activiteit. Ook zijn alle materialen door de docenten zelf gemaakt. De mate van ontdekkend leren varieerde sterk binnen de opdrachten. Bij het merendeel van de opdrachten konden leerlingen grotendeels hun eigen onderzoek opzetten. Enkele opdrachten bestonden echter alleen uit het beantwoorden van vragen. Ook wordt er regelmatig samengewerkt voor de opdrachten.
Alle docenten gaven aan dat hun ervaringen met het gebruik van omgevingsonderwijs erg positief zijn. Ze zouden het graag meer willen gebruiken. Ze zien hier dan ook op verschillende manieren een meerwaarde in voor zowel de leerling als het vak aardrijkskunde. De belangrijkste reden voor docenten om omgevingsonderwijs toe te passen is de relevantie van de lesstof voor leerlingen duidelijker maken. Ook maakt het gebruik van de omgeving het vak aardrijkskunde leuker en interessanter wat ertoe kan leiden dat meer leerlingen voor het vak aardrijkskunde kiezen. Verder zien de docenten de praktische opdrachten als een goede mogelijkheid voor vaardigheden- en kennisontwikkeling.
De belangrijkste belemmering voor het toepassen van PBE is de tijds- en werkdruk van docenten. Docenten hebben het vaak al erg druk en het ontwikkelen van materialen kost extra tijd. Logischerwijs gaan de hiervoor ontwikkelde materialen vaak jarenlang mee, zonder dat ze geüpdatet worden. Tevens kost de organisatie rondom de praktische opdrachten de docenten veel tijd en frustraties, zoals de benodigde bemensing en beschikbare uren. De geïnterviewde aardrijkskundedocenten ervaarden echter geen expertisetekort voor de omgeving rondom de school. De geïnterviewde aardrijkskundedocenten gaven aan een natuurlijke interesse te hebben in de eigen omgeving en wilden hier meer over leren.
Belangrijk is dat gekeken wordt naar mogelijke oplossingen voor deze belemmeringen. De geanalyseerde opdrachten voldoen misschien niet volledig aan de kenmerken van PBE, maar dit betekent niet automatisch dat het slechte opdrachten zijn. In deze opdrachten zitten genoeg bijzondere en leerzame kenmerken die het bestuderen waard zijn. Alle opdrachten hebben iets bijzonders, maar ze kunnen nog beter en specialer worden wanneer er meer contact is tussen docenten van verschillende scholen en men ervoor openstaat om van elkaar te leren. Een andere belangrijke uitkomst van dit onderzoek is ook dat het Nederlandse omgevingsonderwijs niet zonder meer overeenkomt met PBE, ondanks dat ze dezelfde visie hebben. Dit houdt ook in dat de internationale literatuur over PBE niet zomaar toepasbaar is op de Nederlandse praktijkcontext. Ondanks dat het Nederlandse omgevingsonderwijs niet helemaal voldoet aan de kenmerken van PBE bewerkstelligt het toch al veel positieve effecten op de leerling en het vak aardrijkskunde volgens de geïnterviewde docenten. | |