dc.description.abstract | Gedurende de zeventiende en achttiende eeuw werden in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bijna tweeënhalfduizend boeken die als ‘narratief proza’ worden bestempeld geproduceerd. Onder deze verzameling van gedrukte werken bevonden zich ook veel pornografische, lichtzedelijke en kluchtige teksten van twijfelachtige aard. Zij boden vermaak aan alle vroegmoderne Nederlanders en bereikten middels zowel de clandestiene verkoop aan geletterden als de orale cultuur grote delen van de bevolking.
In diezelfde periode werd er ook veel stichtelijke literatuur gedrukt: boeken die mensen leerden hoe zij zich achtten te gedragen en die nadruk legden op een groot aantal normen, waarden en deugden. Dikwijls veroordeelden de auteurs van deze werken de andere kant van de boekenmarkt, een schaduwzijde waar zij mee bekend waren en die profiteerde van de aanzuigende werking die taboes op de bevolking hadden.
In dit onderzoek, verricht aan de hand van een bronnencorpus bestaande uit tien vroegmoderne werken, wordt een antwoord gezocht op de vraag hoe het verhaal dat naar voren komt in deze licht-erotische, vroegmoderne volksliteratuur zich verhoudt tot het ideaalbeeld over de zedelijke moraal dat toentertijd in gevestigde literatuur werd uitgedragen. Dit wordt gedaan aan de hand van een viertal vooraf vastgestelde thema’s: maagdelijkheid, ongelijkheid binnen het huwelijk, huwelijkse ontrouw en homoseksualiteit.
Op theoretisch vlak wordt aansluiting gezocht bij sociaalmaatschappelijke studies naar wederzijdse beïnvloeding tussen elite- en volkscultuur, de geschiedenis van het privéleven en lichaamsgeschiedenis, dit alles vanuit een microhistorische aanpak. Het onderzoek vormt een aanvulling op reeds bekende informatie ten aanzien van de moraal binnen de vroegmoderne samenleving. | |