Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorSinger, E.
dc.contributor.advisorHaan, D. de
dc.contributor.authorHovens, F.
dc.date.accessioned2009-07-28T17:02:23Z
dc.date.available2009-07-28
dc.date.available2009-07-28T17:02:23Z
dc.date.issued2009
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/2831
dc.description.abstractDe Nederlandse kinderopvang groeit explosief (Directie Primair Onderwijs, Kinderopvang, 2007). De kinderopvang is een plek waar relaties ontstaan voor jonge kinderen. Relaties met andere kinderen contribueren aan de sociale ontwikkeling van jonge kinderen (Niffenegger & Willer, 1998). Op het gebied van relaties in de kinderopvang is veel onderzoek gedaan in het buitenland. Maar hoe zit het met de relaties van Nederlandse kinderen in de kinderopvang? Het doel van deze thesis is: het in kaart brengen van sociale relaties tussen kinderen binnen de kinderopvang in Nederland. Bovendien wordt gekeken naar de factoren die daarmee samenhangen. De volgende deelvragen staan hierbij centraal: 1. Hoeveel kinderen hebben een samenspeelrelatie? a. Welke factoren maken de kans op samenspeelrelaties groter? 2. Kunnen er cliques geïdentificeerd worden bij groepen in de kinderopvang? 3. Kunnen kinderen gecategoriseerd worden als een sociometrische status hebbende in termen van populair, afgewezen, controversieel of verwaarloosd? Deze vragen worden beantwoord aan de hand van systematische gedragsobservaties bij 7 kinderopvanggroepen in Nederland. De observaties richten zich op twee- en driejarigen. Aan de hand van de observaties worden statistische en groepsdynamische analyses uitgevoerd. Uit de resultaten blijkt dat 43.5 % van de tweejarigen een samenspeelrelatie hebben, en 79.0 % van de driejarigen (deelvraag 1). De factoren ‘relatief ouder zijn in leeftijd’, ‘een relatief klein verschil in leeftijd tussen dyades’, ‘dyades van gelijke sekse’, ‘relatief meer dagdelen samen aanwezig zijn’ en ‘een relatief stabiele leiding’ maken de kans op samenspeelrelaties groter (deelvraag 1a). In 4 van de 7 onderzochte groepen zijn cliques gevonden (deelvraag 2). Van de totale groep gescande kinderen kunnen 11.4 % als populair gecatechoriseerd worden, 22.6 % als afgewezen, 37.9 % als ambivalent, 4.8 % als genegeerd en 23.4 % kan niet geclassificeerd worden (deelvraag 3). Voor de praktijk zijn de aanbevelingen gericht op bewustwording. Het is van belang dat men bewust wordt van de aspecten die de kans op samenspeelrelaties voor kinderen verhogen, het bestaan van cliques en het bestaan van de verschillende sociometrische statussen binnen de groep. De locatiemanager, beleidsmakers en met name leiding van de groepen op de kinderopvang zouden hierop kunnen anticiperen.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent1320785 bytes
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleSociale relaties bij jonge kinderen op de kinderopvang in Nederland
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsPeer relations
dc.subject.keywordsYoung children
dc.subject.keywordsGroup dynamics
dc.subject.keywordsday care centres
dc.subject.courseuuKinder- en jeugdpsychologie


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record