dc.description.abstract | Het aandeel van ouderen in Nederland neemt sterk toe de komende decennia. Een direct gevolg van deze vergrijzing is dat het aantal ouderen met een mobiliteitsbeperking zal stijgen. Om hier als Ministeries van Infrastructuur en Milieu en Volksgezondheid, Welzijn en Sport op te kunnen anticiperen is een onderzoek ingesteld naar de effecten van de Wet Maatschappelijk Ondersteunende (WMO) vervoersvoorzieningen op het verplaatsingsgedrag van ouderen. Het verplaatsingsgedrag wordt gemeten op basis van het wel/niet verplaatsen, de verplaatsingsafstand, het motief van verplaatsen en het verplaatsingsmiddel. Naast het effect dat het bezitten van een WMO-indicatie heeft, is er ook onderzocht welke individuele kenmerken invloed hebben op het verplaatsingsgedrag van ouderen. De individuele kenmerken zijn gebaseerd op het verplaatsingsgedragsmodel van ouderen, ontwikkeld door Van Dam et al. (2013). In de toepassing van dit model ligt de focus op de invloed van leeftijd, inkomen, rijbewijs en/of autobezit, opleidingsniveau, stedelijkheid van de regio en de samenstelling van het huishouden. De verwachting is dat deze individuele kenmerken het effect van het bezitten van een WMO-indicatie op het verplaatsingsgedrag van ouderen (deels) verklaren.
Om het effect van WMO op het verplaatsingsgedrag van ouderen te onderzoeken zijn er twee datasets van het CBS aan elkaar gekoppeld. Het Onderzoek Verplaatsingsgedrag in Nederland (OViN) en de WMO registerdata, beide daterend uit 2015. Hierdoor is het mogelijk om op persoonsniveau te zien wat voor verplaatsingsgedrag een respondent heeft vertoond en of de respondent in het bezit is van een WMO-indicatie. Dit resulteerde in een onderzoekspopulatie van 18.203 respondenten die 65 jaar of ouder zijn.
De resultaten geven weer dat het bezitten van een WMO-indicatie leidt tot een significante afname van het verplaatsingsgedrag onder ouderen. Wel blijkt dat dit effect voor het wel of niet verplaatsen, de verplaatsingsafstand en het verplaatsingsmiddel (deels) verklaard wordt door onderlinge verschillen in individuele kenmerken. Voornamelijk het rijbewijs en/of autobezit en de stedelijkheid van de omgeving hebben een sterke invloed op het verplaatsingsgedrag van ouderen. Het verplaatsingsmotief wordt wel beïnvloed door het bezitten van een WMO-indicatie, maar de individuele kenmerken die in dit onderzoek toegepast zijn verklaren het directe effect niet. Het onderzoek toont hiermee aan dat een WMO-indicatie inderdaad een aantoonbaar negatief effect heeft op vele vormen van verplaatsingsgedrag, maar dat ook individuele kenmerken onderdeel zijn van de verklaring. | |