Ruminatie, negatieve cognities en de ontwikkeling van depressieve symptomen bij vrouwelijke adolescenten (11-14 jaar)

Abstract

Inleiding. Wetenschappelijke literatuur toont aan dat vrouwen in de vroege adolescentie gevoelig zijn voor depressieve symptomen doordat cognitieve capaciteiten en vaardigheden in ontwikkeling zijn. De cognitief kwetsbare factor rumineren blijkt de kans op depressieve symptomen bij adolescenten te vergroten. Onderzoek toont aan dat een combinatie van de factor ruminatie en de factor negatieve cognities de kans op een depressie bij volwassenen significant vergroot. Of dit voor adolescenten ook geldt is onvoldoende onderzocht. Methoden. Allereerst is er een correlatie uitgevoerd om de samenhang tussen ruminatie en depressieve symptomen te onderzoeken. Vervolgens is er een hiërarchische multipele regressie uitgevoerd om te onderzoeken of ruminatie een voorspeller is voor depressieve symptomen een jaar later en of de aanwezigheid van negatieve cognities bij vrouwelijke adolescenten deze relatie versterkt. Resultaten. Er blijkt onder vrouwelijke adolescenten tussen de 11 en 14 jaar samenhang te zijn tussen ruminatie en het ontwikkelen van depressieve symptomen een jaar later. Ruminatie blijkt hierin een voorspeller voor depressieve symptomen. Bovendien blijkt het hebben van negatieve cognities deze relatie te versterken. Conclusie. Vrouwelijke adolescenten die rumineren en vrouwelijke adolescenten die tevens negatieve cognities hebben zijn gevoeliger voor het ontwikkelen van depressieve symptomen een jaar later. Om depressieve symptomen onder adolescenten vroegtijdig aan te pakken is het belangrijk om ruminatie en negatieve cognities te behandelen. Een cognitieve gedragstherapie en/of mindfulness blijkt effectief in het aanpakken van deze factoren bij adolescenten.