| dc.description.abstract | Dit onderzoek geeft de visies weer op danseducatie voor het primair onderwijs van de vier dansgezelschappen in de BIS van 2013-2016. Vanaf het kunstenplan 2013-2016 werd cultuureducatie een criterium voor BIS gezelschappen die in aanmerking willen komen voor subsidie. Cultuureducatie draagt volgens de overheid bij aan een goede ontwikkeling van kinderen en jongeren en is daarom belangrijk. Educatie als subsidiecriterium geldt ook voor de dansgezelschappen in de BIS: Het Nationale Ballet, Introdans, Nederlands Dans Theater en Scapino Ballet Rotterdam. Deze gezelschappen doen aan danseducatie, dat valt onder cultuureducatie. Omdat er nog weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan is naar danseducatie, biedt deze thesis een aanvulling op bestaande kennis. Aan de hand van literatuuronderzoek naar cultuureducatie en danseducatie is het theoretisch kader gevormd. In het empirische deel van deze thesis zijn drie semigestructureerde interviews afgenomen die weergeven hoe de dansgezelschappen HNB, NDT en Scapino Ballet Rotterdam danseducatie vormgeven. Bij Introdans is uitgegaan van een bestaand interview uit 2011.
Danseducatie omvat verschillende vormen: actieve, receptieve en reflectieve danseducatie. Deze vormen kunnen afzonderlijk aangeboden worden of als mengvorm en dat doen de dansgezelschappen ook. Danseducatie wordt gedaan vanuit diverse doelstellingen. Bij kunst-intrinsieke doelstellingen draait het om de kennismaking of de verdieping van de kunstvorm dans (education in the arts). Bij instrumentele doelstellingen wordt danseducatie ingezet als middel (education through the arts). Beide type doelstellingen komen voor en worden vaak gecombineerd. De overheid legt met name nadruk op instrumentele doelstellingen van danseducatie.
In theorie leken de dansgezelschappen aan hetzelfde type danseducatie te doen, maar er blijken in de praktijk toch interpretatieverschillen. NDT verstaat onder danseducatie ook talentontwikkeling. Introdans spreekt van inclusie en internationalisering. HNB en Scapino Ballet Rotterdam zetten met hun beleid met name in op actieve danseducatie. Uit dit onderzoek blijkt dat danseducatie met name in de breedte wordt aangeboden, door middel van verschillende activiteiten met een kennismakingskarakter. De activiteiten die het meeste aangeboden worden zijn workshops (actieve danseducatie) en schoolvoorstellingen (receptieve danseducatie). Beide activiteiten zijn makkelijk te herhalen, laten zich eenvoudig organiseren en zijn rondom iedere voorstelling mogelijk.
Er ligt nog een aantal kansen op het gebied van danseducatie voor de dansgezelschappen. Er kan door de gezelschappen meer ingespeeld worden op actualiteit en culturele diversiteit. Aan reflectieve danseducatie wordt nauwelijks gedaan door de dansgezelschappen. Tevens zou het educatiebeleid van de gezelschappen meer verankerd kunnen worden door een onderscheid te maken in fases van danseducatie. De eerste fase bevat activiteiten ter kennismaking, de tweede fase gaat in op verdieping en bij de derde fase staat verbinding centraal. Dit komt het dansgezelschap ten goede, omdat ze minder activiteiten hoeven aan te bieden en kunnen werken aan verdieping en daarmee bestendiging van hun educatiebeleid. Op deze manier kunnen ze het primair onderwijs de meest complete vorm van danseducatie bieden. | |
