Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorFrederiks, prof. dr. M.F.
dc.contributor.advisorLiere, dr. L.M. van
dc.contributor.authorWemmers, P.
dc.date.accessioned2017-08-18T17:01:31Z
dc.date.available2017-08-18T17:01:31Z
dc.date.issued2017
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/26899
dc.description.abstractHet onderzoek richt zich op een zevental apologetische geschriften van schrijver, wetenschapper en christelijke apologeet C.S. Lewis (1898-1963) uit de jaren ’40 van de vorige eeuw. Het gaat om The Problem of Pain (1940), Mere Christianity (‘Broadcast Talks’,1942), The Abolition of Man (1943), Miracles (1947) en de essays ‘On Ethics’, ‘The Poison of Subjectivism’ en ‘De Futilitate’ (1942-1943). De centrale vraagstelling is als volgt gedefinieerd: Wat zijn hoofdthema’s met betrekking tot het bestaan van God en de validiteit van het christelijke wereldbeeld in prominente apologetische geschriften van C.S. Lewis; is er een ontwikkeling in het denken van Lewis rond deze thema’s zichtbaar en hoe kan Lewis’ apologetiek begrepen worden in de context van zijn bekering en cultuur? Ten behoeve van een adequate beantwoording van deze vragen is tevens onderzocht in welke cultureel-historische context christelijke apologetiek geplaatst kan worden; hoe de intellectuele cultuur in Lewis’ tijd getypeerd kan worden en hoe die hem heeft beïnvloed; welke invloeden een rol hebben gespeeld bij Lewis’ afval en verwerping van, maar ook bekering tot het christendom; hoe zijn christelijke geloof getypeerd kan worden; hoe zijn apologetische loopbaan beschreven kan worden; hoe de stijl van de onderzochte geschriften van Lewis gekarakteriseerd kan worden en ten slotte, hoe er door critici is gereageerd op de geschriften en thema’s in Lewis’ apologetiek. Naar aanleiding van deze deelvragen is onder meer geconcludeerd dat Lewis afstand nam van het christelijke geloof om zowel emotionele als intellectuele redenen; dat hij sterk beïnvloed werd door de contemporaine culturele context die zich kenmerkte door rationalisme en het psychologisch verklaren van religie; dat hij na verloop van tijd onder invloed van vrienden en het lezen van christelijke schrijvers ging twijfelen aan zijn ongeloof; dat daarbij de idee dat moraal en esthetiek wel objectief gefundeerd moeten zijn in een transcendente orde een grote rol speelden; dat hij aanvankelijk wel geloofde in het bestaan van een God, maar pas later het christelijke geloof aanvaardde; dat hij zich geroepen voelde om het christendom te verdedigen tegenover concurrerende of alternatieve levensbeschouwingen. Verder is geconcludeerd dat Lewis in de onderzochte geschriften verschillende stijlen hanteert, waarbij het christelijke geloof soms verondersteld wordt dan wel de conclusie vormt van een uitgebreid voorbereidend betoog, maar soms ook geheel buiten beschouwing gelaten wordt. Dat laatste gebeurt wanneer Lewis met name de vooronderstellingen van een supranaturalistisch dan wel religieus-christelijk wereldbeeld wil beargumenteren. Wanneer het christendom ter sprake komt, betreft het doorgaans een niet nader gedefinieerd christendom, ofwel een ‘mere christianity’; Lewis gaat nergens in op controversiële leerstellige of kerkhistorische kwesties. Tevens blijkt dat Lewis in de onderzochte geschriften vaak gebruikmaakt van ‘cumulative-case’-argumenten en de redelijkheid van een totaalvisie of paradigma (c.q. het christelijke geloof) wil aantonen. Naar aanleiding van de centrale vraagstelling zijn de volgende conclusies getrokken: In Lewis’ apologetische geschriften uit de jaren ’40 van de vorige eeuw kunnen vijf belangrijke thema’s onderscheiden worden in zijn argumentatie voor het bestaan van een transcendente orde of God. Het eerste thema is het bestaan en de geldigheid van menselijke moraliteit. Lewis argumenteert dat, zonder een transcendente God of objectieve, boven de mens verheven gezagsinstantie, elke door de mens bedachte ethiek voor hem ‘ethisch’ kan zijn, maar ook dat het bestaan van universele moraliteit wel moet wijzen op een bovennatuurlijke orde. In sommige geschriften wordt die hogere orde expliciet geïdentificeerd met de christelijke God. Het tweede thema is de geldigheid van het menselijke denken of rationaliteit. Lewis argumenteert dat wanneer het menselijk denkvermogen ontstaan en gesitueerd is in een immanent, contingent en irrationeel universum, het denken niet betrouwbaar en geldig kan zijn. Dat kan wel wanneer ze verbonden is aan een niet-menselijke, op zichzelf staande Rede, die zich buiten de natuurlijke orde of werkelijkheid bevindt. Ook de Rede wordt in sommige geschriften expliciet geïdentificeerd met de God van het christendom. Het derde thema is Lewis’ stelling dat het christelijke geloof de vervulling is van belangrijke mythologieën in andere culturen en tijden en dat het aansluit bij bepaalde kenmerkende natuurlijke fenomenen, zoals lijden, sterven, opstaan en vruchtdragen. Volgens Lewis is het christendom uiteindelijk de mythe die werkelijkheid werd. Het vierde thema betreft existentiële menselijke ervaringen, zoals verlangen, vreugde, pijn en lijden. Ze wijzen volgens Lewis op een andere werkelijkheid, omdat het object van verlangen niet in deze wereld te vinden is en esthetische ervaringen aantonen dat er meer is dan het zichtbare. Deze ervaringen (alsook moraliteit en rationaliteit) vormen als het ware de waterlelies in een vijver en wijzen erop dat er een diepere werkelijkheid achter de zichtbare moet bestaan. Ze fungeren derhalve als wegwijzers naar een andere wereld. Ook ervaringen van lijden en pijn kunnen volgens Lewis adequater verklaard worden binnen een supranaturalistisch c.q. christelijk wereldbeeld, omdat daarin het lijden uit haar tijdelijkheid getild wordt en als doel heeft de mens te richten op God. Het laatste thema is het lijden en de goedheid van God. Lewis betoogt dat deze twee zaken niet met elkaar in tegenspraak hoeven te zijn. Het lijden is een gevolg van het misbruik van de vrije wil die God aan mensen heeft gegeven. Tegelijkertijd dient het lijden in deze wereld een hoger doel, namelijk om mensen bewust te maken dat ze geen eigendom van zichzelf zijn. Lijden kan, aldus Lewis’ argumentatie, bewerkstelligen dat mensen zich welbewust vrijwillig overgeven aan God. Verder blijkt, wat de inhoud van de hoofdthema’s betreft, dat er in de onderzochte periode nauwelijks of geen ontwikkeling plaatsgevonden heeft in het denken van Lewis. Een eventuele uitzondering kan gemaakt worden voor het thema ‘rationaliteit’, maar die ontwikkeling werd pas zichtbaar na de onderzochte periode. De positie en functie van de vijf hoofdthema’s in de argumentatiestructuur komen grotendeels overeen, hoewel ze met betrekking tot hun prominentie verschillen naargelang de aanleiding en het doel van het betreffende geschrift. Ten slotte is geconcludeerd dat de apologetische hoofdthema’s in meerdere opzichten geduid en verklaard kunnen worden tegen de achtergrond van Lewis’ eigen bekering en cultuur. Zo wordt in meerdere geschriften een supranaturalistisch wereldbeeld tegenover een naturalistische, niet-religieuze visie geplaatst. In de beschrijving van dat laatste wereldbeeld komen onmiskenbaar Lewis’ eigen opvattingen naar voren die hij ten tijde van zijn atheïstische levensovertuiging aanhing. Evenals veel van zijn academische collega’s werd hij in die tijd sterk beïnvloed door de cultureel-filosofische context, die zich onder meer kenmerkte door rationalisme en het psychologisch verklaren van religiositeit. Ook gaat hij met enige regelmaat in op mogelijke emotionele belemmeringen bij het aanvaarden van het christelijke geloof, of suggereert hij dat de behoefte aan autonomie een rol speelt in de verwerping van het geloof in een persoonlijke God. Uit het onderzoek naar de geloofsafval en het daarna volgende bekeringsproces, blijkt deze factor voor Lewis zelf een belangrijke belemmering te zijn geweest. Een ander belangrijk inzicht dat bijdroeg aan zijn bekering, is dat morele en ethische oordelen, maar ook rationaliteit wel verbonden moeten zijn met een transcendente werkelijkheid. Deze inzichten vormen prominente thema’s in zijn latere apologetiek.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent1293960
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.title“Waterlelies als wegwijzer. Een contextueel en vergelijkend onderzoek naar hoofdthema’s in apologetische werken van C. S. Lewis” / “Waterlilies as a signpost. A contextual and comparative study of central themes in C.S. Lewis’ apologetic works”
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsC.S. Lewis , apologetiek , christendom
dc.subject.courseuuReligie en Samenleving


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record