Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorvan den Hoven, M.A.
dc.contributor.authorEynden, S. van den
dc.date.accessioned2017-07-05T17:01:55Z
dc.date.available2017-07-05T17:01:55Z
dc.date.issued2017
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/26035
dc.description.abstractDe maatschappelijke en politieke discussie over de vraag of hulp bij een zelfgekozen levenseinde wettelijk toegestaan moet worden (een zogeheten wet ‘voltooid leven’), draait voor een belangrijk deel om het concept autonomie. Autonomie, letterlijk ‘zichzelf de wet stellen’ of ‘geregeerd worden door je eigen wetten’, kent verschillende benaderingen. Bij individualistische benaderingen van autonomie staat het begrip zelfbeschikking centraal: het maken van keuzes in en over het eigen leven en sterven. Relationele benaderingen zien een fundamentele rol voor de sociale omgeving weggelegd bij het vormen en uitoefenen van persoonlijke autonomie. Volgens de adviescommissie onder leiding van Paul Schnabel, die de regering adviseerde over de vraag of de huidige euthanasiewet uitgebreid zou moeten worden om stervenshulp bij een voltooid leven mogelijk te maken, wordt hulp bij zelfdoding vanwege een voltooid leven alleen ondersteund door individualistische benaderingen. Vanwege de spanning tussen zelfbeschikking en te ontvangen hulp is een wet ‘voltooid leven’ binnen die benadering bovendien niet verdedigbaar. Relationele benaderingen van autonomie brengen volgens de commissie zoveel complexe dilemma’s met zich mee dat deze de wens voor en het ontvangen van stervenshulp bij een voltooid leven niet kunnen ondersteunen. Pia Dijkstra, die een wetsvoorstel indiende om hulp bij zelfdoding voor mensen die hun leven voltooid achten mogelijk te maken, baseert zich in haar ethische argumentatie juist op relationele autonomie. In deze scriptie laat ik zien dat relationele benaderingen van autonomie wel degelijk een wens om vanwege een ‘voltooid leven’ stervenshulp te ontvangen, kunnen ondersteunen. Dat geldt met name voor causaal-relationele autonomie. Relationele benaderingen verenigen juist de aspecten autonomie (zelfbeschikking) en verbondenheid (te ontvangen hulp) die binnen individualistische benaderingen onvermijdelijk botsen. Hoewel vooral constitutief-relationele benaderingen van autonomie tegelijkertijd grond bieden voor bezwaren tegen een dergelijke wet, verdient relationele autonomie de voorkeur als benadering voor de voltooid leven problematiek boven individualistische benaderingen. Tot deze conclusie kom ik op basis van een analyse van de posities van de adviescommissie en Dijkstra, de individualistische benaderingen van Immanuel Kant en John Stuart Mill en de relationele posities van John Christman en Marina Oshana.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent915969
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleVoltooid leven en autonomie: een kwestie van verbondenheid? Het verzoek om stervenshulp vanwege een voltooid leven in het licht van individualistische en relationele benaderingen van autonomie
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsVoltooid leven, autonomie, Paul Schnabel, Pia Dijkstra, relationele autonomie, individualistische autonomie
dc.subject.courseuuWijsbegeerte


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record