dc.description.abstract | Wanneer mensen van verschillende culturele achtergronden met elkaar in contact komen zullen zij vaak in het Engels met elkaar communiceren (Seidlhofer, 2005). Het blijkt dat dit niet altijd de meest efficiënte manier is van communiceren (Mauranen 2010; Costa, Pickering & Sorace, 2008). Een alternatief voor het gebruik van Engels tijdens interculturele communicatie is het communiceren in de eigen moedertaal met sprekers met een andere moedertaal. Hiervoor werd door Rehbein, Verschik en Ten Thije (2012) de term Lingua Receptiva (LaRa) geïntroduceerd. Dit onderzoek richt zich op het gebruik van metacommunicatie in Nederlandse-Duitse Lingua Receptiva conversaties en onderzoekt het verband tussen L2 taalvaardigheid en het gebruik van meta-communicative devices (MCD’s) in de conversaties. Voor het onderzoek werden 25 transcripten van probleemoplossende LaRa-conversaties tussen Nederlandse participanten en Duitse participanten gebruikt. Hierin werden de MCD’s geanalyseerd aan de hand van eerder onderzoek naar LaRa van Bahtina (2013). Uit statistische analyse bleek dat de samenhang tussen MCD’s en gemiddelde taalvaardigheid per koppel niet significant was. Hetzelfde gold voor de aparte scores op taalvaardigheid en het gebruikt van MCD’s bij de Nederlandse participanten. Bij de Duitse participanten bleek alleen het verband tussen MCD3 (bespreken van het lexicon) en L2-taalvaardigheid significant. De verbanden tussen de individuele scores van de Duitse participanten op taalvaardigheid en het gebruik van de andere MCD’s (MCD1, MCD2 en MCD4) bleken ook niet significant. Dit was in tegenstelling tot de resultaten van eerder onderzoek (Bahtina, 2013) waarin er onderzoek werd gedaan naar Ests-Russische LaRa-conversaties waarin er geen talige overeenkomsten waren tussen de moedertalen van de participanten. Dit was wel het geval in dit onderzoek en duidt op eventuele interne verschillen binnen de LaRa communicatiemodus. | |