| dc.description.abstract | Het ene woord is makkelijker uit je mentale lexicon op te halen dan het andere woord. Verschillende factoren zijn van invloed op deze stap in de woordproductie. In deze scriptie is onderzoek gedaan naar het effect van Phonological Neighbourhood Density (PhND), Age of Acquisition (AoA) en Word Frequency (WF) op het maken van fouten in een picture naming task. Het onderzoek is afgenomen bij afasiepatiënten. Afasiepatiënten zijn mensen die na hersenbeschadiging een verworven taalstoornis hebben opgelopen (Afasie Vereniging Nederland). De symptomen van afasie lopen erg uiteen: sommige afasiepatiënten hebben meer moeite met het begrijpen van taal, anderen hebben meer moeite met het produceren van taal. Voor onderzoek naar woordproductie zijn anomische afasiepatiënten het zinvolst om te gebruiken, omdat zij veel woordvindingsmoeilijkheden hebben. De fouten die ze dientengevolge maken, geven inzicht in het verloop van de woordproductie. Voor deze scriptie zijn data gebruikt van picture naming tasks die zijn afgenomen bij afasiepatiënten van De Hoogstraat in Utrecht. Er werd verwacht dat een hoge PhND, een lage AoA en een hoge WF het aantal fouten zou verminderen. Er is een significant effect van AoA en WF op het maken van fouten gebleken. Voor PhND gold dit niet. Daarnaast is onderzocht wat voor soort fouten toenemen bij het verlagen van de PhND en het verhogen van de AoA. Hierbij werd verwacht dat zowel de PhND als AoA weliswaar voor minder semantische fouten en weglatingen zouden zorgen, maar dat ze meer fonologische fouten zouden uitlokken. Dit is voor beide variabelen niet het geval. Als laatste werd een verschil in effect van AoA en WF onderzocht. Deze hypothese werd meegenomen in het onderzoek omdat er geen consensus bestaat over een onafhankelijk effect van de AoA en WF. Uit de partiële correlatietest is een effect van AoA gemeten wanneer WF werd gecontroleerd, wat pleit voor het beschouwen van AoA en WF als onafhankelijke variabelen. Uit de resultaten bleek verder dat de oorzaak van fouten niet altijd overeenkomt met de uiting van de fout. Om deze reden is het voor vervolgonderzoek belangrijk om een onderscheid te maken in verschillende niveaus van anomie welke verschillende soorten fouten tot gevolg hebben. Als laatste is het van belang om te achterhalen of de oorzaak van fouten door extrinsieke factoren, zoals AoA en PhND, komt, of door intrinsieke factoren zoals consonantclusters. | |
