dc.description.abstract | Immigranten moeten of mogen in Nederland de Nederlandse taal leren, afhankelijk van de groep waartoe zij behoren. Dit kunnen zij onder andere doen binnen onderwijsinstellingen, waar lesgegeven wordt door bevoegde docenten, of vrijwilligersinstellingen, waar lesgegeven wordt door vrijwilligers. Lesgeven aan een interculturele klas, waarin cursisten allemaal een andere taal en achtergrond hebben, wordt als lastig ervaren. Het is daarom volgens eerdere onderzoeken belangrijk dat docenten binnen de klas gedeelde voorkennis creëren en/of activeren bij de cursisten, zodat de lesmethode die ze gebruiken aansluit op wat de cursisten al weten. Een manier om dat te doen is het gebruiken van perspectiveringsstrategieën. Dit is het expliciet naar perspectief vragen of het impliciet perspectiveren in hun talige uitingen. Impliciete perspectiveringsstrategieën die in dit onderzoek gebruikt worden om naar perspectivering te kijken, zijn het gebruik van citaat, parafrase, retorische vraag, indirect rapport of inclusieve vorm van ‘wij’.
In dit onderzoek is met behulp van een functioneel pragmatische discourse analyse uiteengezet of en hoe docenten perspectiveren. Binnen de twee onderzochte institutionele contexten - twee vrijwilligersorganisaties en twee onderwijsinstellingen - zijn opnamen gemaakt van NT2-lessen. In deze opnamen is het gebruik van perspectiveringsstrategieën in taalhandelingspatronen onderzocht. Een taalhandelingspatroon is een reeks van elkaar opvolgende uitingen, geuit door verschillende personen, die een bepaald doel nastreven. In een NT2-klas is dit doel dat de cursisten iets leren, namelijk de Nederlandse taal en cultuur. In het onderzoek is gebruik gemaakt van de taalhandelingspatronen die horen bij een didactische context, namelijk opgave oplossen, interactief leerkrachtbetoog met rolverdeling, didactische vraag-antwoord en vraag-antwoord. Hoewel het geselecteerde corpus in dit onderzoek niet generaliseerbaar is voor alle klassen in vrijwilligers- en onderwijsinstellingen, lijkt er een minimaal verschil in perspectiefgebruik te zitten tussen de institutionele contexten. Het gebruik van perspectief verschilt in dit corpus per subgenre van de les (uitleg of discussie), per taalhandelingspatroon en per positie in dat taalhandelingspatroon. Vooral in het subgenre discussie en in de patronen didactische vraag-antwoord en interactief leerkrachtbetoog met rolverdeling komt perspectivering voor. In het subgenre uitleg en in de patronen opgave oplossen en vraag-antwoord komt perspectivering minder vaak voor. De directe perspectivering en de retorische vraag worden daarbij vaak aan het begin van een patroon gebruikt; de parafrase vaak aan het einde van het patroon. Daarnaast lijken de docenten van onderwijsinstellingen meer verschillende perspectiveringsstrategieën te gebruiken dan de docenten in de vrijwilligersinstellingen. | |