Het Effect van Meertaligheid en Woordenschat op het Herhalen van Taalspecifieke en Quasi-Universele Nonwoorden

Abstract

De nonwoord herhaaltaken om het fonologisch kortetermijngeheugen (FKG) te meten, worden veelvoudig gebruikt in het diagnostisch onderzoek naar een taalontwikkelingsstoornis. Het doel van dit onderzoek was om de best passende nonwoord herhaaltaak voor meertalige en eentalige kinderen van 4 en 5 jaar oud te selecteren. Uit eerder onderzoek blijkt namelijk dat traditionele taalspecifieke nonwoord herhaaltaak beïnvloed kan worden door de ervaring met de taal waarin gemeten wordt, zoals de grootte van de woordenschat. Recentelijk is een quasi-universele nonwoord herhaaltaak ontwikkeld die mogelijk minder samenhangt met deze ervaring. In het huidig onderzoek is voor 30 meertalige en 58 eentalig kinderen het FKG in kaart gebracht middels een quasi-universele nonwoord herhaaltaak. Deze score zijn vergeleken met scores op de taalspecifieke Schilichting nonwoord herhaaltaak en de grootte van de passieve Nederlandse woordenschat gemeten met de Peabody Picture Vocabulary Test. Uit de resultatenanalyse bleek geen verschil in scores tussen meertalige en eentalige kinderen op de nonwoord herhaaltaken. Wel bleek een trend waarbij eentalige kinderen hoger bleken te scoren voor hun passieve Nederlandse woordenschat dan meertaligen. Ook bleek voor de meertaligen een significante positieve samenhang tussen de score voor de passieve woordenschat en de taalspecifieke nonwoord herhaaltaak. Echter bleek geen samenhang tussen de woordenschat en de quasi-universele test. Deze samenhang tussen woordenschat en de score op één van de herhaaltaken, geeft reden voor vervolgonderzoek. Onderzocht moet worden of de grootte van de woordenschat de score op de taalspecifieke nonwoord herhaaltaak beïnvloed en of de woordenschat de score op de quasi-universele test niet beïnvloed.