Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorBeuzekom, J.C. van
dc.contributor.authorBeuzekom, J.C. van
dc.date.accessioned2016-07-26T17:00:35Z
dc.date.available2016-07-26T17:00:35Z
dc.date.issued2016
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/22988
dc.description.abstractBuiteProgressie is één van die termen die inmiddels niet meer is weg te denken in het hedendaagse onderwijs. Ook in het aardrijkskundeonderwijs. Toch blijft het lesmateriaal in deze discussies vaak onderbelicht. Er is geen goed zicht hoe de opbouw in vakkennis plaatsvindt. Laat staan dat er een antwoord kan worden geformuleerd op de vraag of er progressie van de onder- naar de bovenbouw zichtbaar is? Volgens Marsden (1995), Rawling (2008) en Taylor (2013) is dit echter wel belangrijk. Het doel van dit onderzoek is dan ook om de opbouw en progressie in vakkennis voor enkele geografische onderwerpen in kaart te brengen. Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: In hoeverre en op welke manieren geven de lesmethoden BuiteNLand en De Geo vorm aan de vakinhoudelijke progressie in de tekstboeken in het havo-curriculum bij de onderwerpen ‘water’ en ‘de stad’? Vakinhoudelijke progressie is hierbij gedefinieerd naar de indicatoren ‘verbreding’ (uitbreiding van het aantal begrippen en thema’s), ‘verdieping’ (concepten, generalisaties, model of theorie) en ‘geografische complexiteit’ (een ontwikkeling in de geografische werkwijzen). Om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag zijn de hoofdthema’s ‘stad’ en ‘water’ op de havo, in de lesmethoden BuiteNLand en De Geo, geanalyseerd. Voor deze analyse is van iedere paragraaf een conceptenstructuur gemaakt om een ontwikkeling te kunnen waarnemen. Het hoofdthema bestaat vervolgens weer uit enkele subthema’s. Zo worden er zowel uitspraken op het niveau van het curriculum als op het niveau van een subthema gedaan. Uit de analyses blijkt dat er op het niveau van het curriculum hoofdzakelijk verbreding plaatsvindt. Daarentegen is er geen continue verdieping of complexiteit richting de bovenbouw zichtbaar. Binnen de subthema’s is dat wel zichtbaar. In beide lesmethoden worden in de bovenbouw eerder geïntroduceerde begrippen aan elkaar gerelateerd en wordt de lesstof in een bredere context besproken. Volgens Lee & Shemilt (2003, p. 13) zou progressie deze verbreding wel moeten overstijgen. Binnen de door beide lesmethoden aangereikte hoofdthema’s is dat dus veel vaker niet dan wel het geval. Op basis hiervan wordt aanbevolen keuzen te maken, onderdelen binnen de lesstof (in onder- en bovenbouw) aan elkaar te relateren en een ontwikkeling in verdieping en complexiteit te realiseren richting de bovenbouw. Een van de mogelijkheden hiervoor is een opbouw volgens het spiraal curriculum. Maar het dient ook aanbeveling nog eens goed te kijken naar de enkele subthema’s waarin wel verdieping en complexiteit zichtbaar is. Kenmerken van deze opbouw zouden wellicht kunnen worden vertaald naar het niveau van het curriculum. Eventueel vervolgonderzoek zou zich moeten richten op enkele andere factoren die van invloed zijn op de progressie; namelijk de gebruiker zelf (de docent en leerling) en het aanvullende lesmateriaal (werkboek en digitaal lesmateriaal). Om de huidige resultaten te generaliseren, zou het onderzoek bovendien moeten worden uitgebreid naar enkele andere geografische hoofdthema’s.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent1831878
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleVakinhoudelijke progressie in twee aardrijkskundelesmethoden
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsvakinhoudelijke progressie, BuiteNLand en De Geo, curriculum
dc.subject.courseuuGeografie: educatie en communicatie


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record