Invloed van algemene zelfcontrole en alcohol-specifieke zelfcontrole op alcoholgebruik van jonge adolescenten en de interactie met persoonskenmerken en opvoeding

Abstract

Achtergrond: Deze studie onderzoekt wat de relatieve invloed is van algemene zelfcontrole en alcohol-specifieke zelfcontrole op alcoholgebruik van jonge adolescenten en in hoeverre dit effect gemodereerd wordt door individuele kenmerken (geslacht en opleidingsniveau) en opvoedkenmerken (monitoring en alcohol-specifieke regels). Methode: Er is een longitudinaal onderzoek uitgevoerd, waarbij op twee meetmomenten digitale vragenlijsten zijn afgenomen bij 906 scholieren (gemiddelde leeftijd = 14.2, SD = 0.51). Resultaten: Beide vormen van zelfcontrole blijken een even sterk negatief effect te hebben op wekelijks drinken. Er is geen interactie-effect met de individuele kenmerken, maar wel met beide opvoedkenmerken. Zo biedt een hoge mate van monitoring bescherming voor adolescenten met lage alcohol-specifieke zelfcontrole, maar niet voor adolescenten met een hoge alcohol-specifieke zelfcontrole. De invloed van lage algemene zelfcontrole op alcoholgebruik vermindert sterk indien er sprake is van een hoge mate van alcohol-specifieke regels. Voor adolescenten met een hoge algemene zelfcontrole is dit in mindere mate het geval. Conclusie: Zowel alcohol-specifieke als algemene zelfcontrole zijn van belang voor het alcoholgebruik van jongeren. Deze studie toont aan dat algemene en situatie-specifieke kenmerken elkaar lijken aan te vullen en in combinatie het beste effect hebben in het terugdringen van alcoholgebruik onder jonge adolescenten.