dc.description.abstract | De relatie van de Volksrepubliek China met haar religies en religieuze praktijken is complex; religie is gevaarlijk doch integraal verbonden met de staat en dient daarom zowel te worden ingetoomd als gestimuleerd. De Hui, de grootste islamitische nationaliteit binnen de Chinese natiestaat, hebben ze hun status gevestigd als loyale burgers van de Chinese natiestaat. Aan hun goede reputatie zijn grote voorrechten verbonden, althans, zolang ze zich blijven inzetten voor hun eigen modernisering en hanificatie en voor de staat. Deze modernisering door hanificatie betekent dat ze zich niet al te religieus op dienen te stellen. Dit kunnen ze doen door hun moslimidentiteit aan te passen aan de stereotypen van de Han over de Hui en bijvoorbeeld hun ‘aangeboren handelsgeest’ in te zetten ten behoeve van handels- en diplomatieke betrekkingen met de welvarende landen in het Midden-Oosten. Een groep meer conservatieve moslims kwamen door deze betrekkingen in de vroege twintigste eeuw in aanraking met een islamitische vorm van modernisering, het salafisme. Hierdoor werden ze niet alleen betere moslims, maar boorden ze ook een schat van Arabische technologische ontwikkelingen en welvaart aan die niet beschikbaar was voor andere Chinezen. Deze arabisering hield zowel dus zowel een ‘modernisering’ alswel een terugkeer naar de ‘authentieke’ islam in, waardoor deze groep moslims zich zelfs verder konden moderniseren dan door de aangemoedigde hanificatie.
Aanvankelijk moesten de salafisten zich vooral ondergronds houden, om de confrontatie met de Chinese regering en de andere Hui te vermijden. Sinds de hervormingen, na het einde van de desastreuze Culturele Revolutie, kunnen ze steeds meer openbaar de salafistische leer uitdragen en lijken ze in populariteit te groeien. Dit eindwerkstuk richt zich dan ook op de vraag hoe, ondanks de eerst onverschillige en later duidelijk a-religieuze regering, het salafisme naar China is gekomen en zich verder heeft kunnen ontwikkelen en populariseren. Op welke manieren hebben Chinese moslimhervormers in de vroege twintigste eeuw de latere opleving van de islam, en met name het salafisme,vanaf de jaren tachtig in China beïnvloed? Het blijkt dat precies door de roep van de Chinese regering om modernisering door hanificatie de Chinese moslims zich richting modernisering door arabisering hebben kunnen bewegen. Waar het regime aanstuurde op een a-religieuze exploitatie van de dubbele identiteit, hebben de Chinese salafisten in dit proces hun religieuze identiteit echter versterkt. Daarbovenop, terwijl de Chinese regering bewijst bij andere islamitische groepen elke vorm van islamisering in bedwang te kunnen houden, lijkt het salafisme zichjuist buiten haar invloedssfeer te hebben bewogen. Dit is mede mogelijk gemaakt door de patriottische houding en de cruciale rol van de Hui tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw. | |