Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorvan der Velden, A.W.T.
dc.contributor.authorHuiberts, H.J.
dc.date.accessioned2016-06-21T17:00:42Z
dc.date.available2016-06-21T17:00:42Z
dc.date.issued2016
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/22460
dc.description.abstractIn 1927-1928 verscheen er een Amsterdams filmtijdschrift, het Tuschinski Nieuws, waarin onder andere het vervolgverhaal “Vijftien jaar van mijn leven” was opgenomen. In deze 33-delige autobiografie beschrijft Abraham Tuschinski uitvoerig hoe hij te werk ging bij het bouwen en het exploiteren van zijn theaters in Rotterdam en Amsterdam. “Vijftien jaar…” is in latere publicaties over Tuschinski en zijn bioscoopbedrijf vaak als bron gebruikt, maar uit onderzoek is gebleken dat deze bron niet zomaar te vertrouwen is. Dat bleek in 2004, toen Van der Velden er in zijn onderzoek naar de Rotterdamse tak van Tuschinski’s bedrijf achterkwam dat Tuschinski in “Vijftien jaar…” bepaalde elementen van zijn carrière uitlichtte, en andere elementen juist wegliet. In een later onderzoek, dat zich richt op de achterblijvende populariteit van film en bioscoop in Nederland, laten Thissen en Van der Velden zien dat de Nederlandse picture palaces – waaronder het Theater Tuschinski – vermoedelijk vooral de lagere sociale klassen probeerde te bedienen. Dat vermoeden wordt in hun onderzoek echter niet uitvoerig onderbouwd, dus daarom heb ik in dit onderzoek het beeld dat naar voren komt uit “Vijftien jaar…” over de sociaal-culturele positionering van de Amsterdamse tak van Tuschinski’s bedrijf geconfronteerd met het beeld dat hierover naar voren komt uit andere primaire bronnen, te weten advertenties en redactionele bijdragen uit de Nederlandse dag- en weekbladpers, en de Nederlandse filmpers. Alle bronnen worden aan gedegen historische bronnenkritiek onderworpen, en uiteindelijk wordt er antwoord gegeven op de vraag hoe de sociaal-culturele positionering van het Amsterdamse Theater Tuschinski er in de jaren 1917-1922 uitziet. In de analyse wordt gebruik gemaakt van Pierre Bourdieu’s theorie waarin hij theoreticeert hoe sociale praktijken in verschillende velden tot stand komen. Door een combinatie van habitus en verworven economisch, sociaal, cultureel en symbolisch kapitaal nemen agents verschillende posities in diverse velden in, en daardoor ontstaan er volgens Bourdieu klassen binnen een zogenoemde sociale ruimte. Uit “Vijftien jaar…” blijkt dat Tuschinski alle vormen van kapitaal inzet om zijn positie binnen de Amsterdamse amusementsmarkt te versterken door het medium film te populariseren bij de hoge sociale klassen zonder daarbij de lagere klassen buiten te sluiten. De analyse van advertenties en redactionele bijdragen uit de pers wijst daarnaast uit dat Tuschinski’s verschillende strategieën om uit alle lagen van de bevolking klanten te trekken niet zonder meer leidt tot een sterkere positie binnen de sociale ruimte. Hoewel de these van Thissen en Van der Velden dus wordt genuanceerd, lukt het Tuschinski niet om met zijn theater écht binnen te dringen in het veld van de legitieme cultuur, waardoor bioscoopvermaak door de beschaafde middenklasse en hoger nog steeds als ‘onbeschaafd’ werd gezien. Tuschinski’s exploitatieformule roept echter wel vragen op voor verder onderzoek dat zou kunnen bijdragen aan de recente discussie over de eigenheid van de Nederlandse filmcultuur.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent134874
dc.format.mimetypeapplication/zip
dc.language.isonl
dc.titleTuschinski's entrée in de Amsterdamse amusementsmarkt
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.courseuuFilm- en Televisiewetenschap


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record