Show simple item record

dc.rights.licenseCC-BY-NC-ND
dc.contributor.advisorKommers, P.A.M.
dc.contributor.advisorRiet, B.
dc.contributor.authorStam, J.
dc.date.accessioned2015-07-27T17:00:51Z
dc.date.available2015-07-27T17:00:51Z
dc.date.issued2015
dc.identifier.urihttps://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/20552
dc.description.abstractIn dit onderzoek is de effectiviteit van de Kanjertraining onderzocht. Dit werd gedaan door een analyse van de Kanjervragenlijst (Vliek, 2009), die behoort tot KanVAS, het Kanjer volg –en adviessysteem. Vanuit de Kanjervragenlijst wordt de klassenzorgscore berekend als percentage zorgsignalen op de drie schalen ongelukkig/somber, onrustig/verstorend en hulpvaardig/sociaal van de betreffende klas. De Kanjervragenlijst wordt door de leerlingen zowel in november als in mei ingevuld. Onderzocht is of er een significant verschil is in het percentage zorgsignalen tussen de afnames in november en mei. Verder is onderzocht wat de effecten van de variabelen geslacht leerkracht en mate van implementatie van de training waren op het effect van de training. De hoofdvraag van het onderzoek was: Wat is de invloed van het geslacht van de leerkracht en de mate van implementatie op het effect van de Kanjertraining? De onderzoeksvraag is beantwoord door analyse van de resultaten van de Kanjervragenlijst van de leerlingen in groep 8 van 124 groepen. Van deze groepen is de klassenzorgscore van de afname in november en mei vergeleken door middel van een gepaarde T-toets. Daarnaast is bepaald wat het percentage jongens en meisjes was in de deelnemende groepen. Op basis daarvan zijn T-toetsen uitgevoerd om te bepalen of er verschil was in effectiviteit tussen groepen met verschillende percentages jongens en meisjes. Vervolgens zijn enkelvoudige ANOVA’s uitgevoerd om het effect van het geslacht van de leerkracht en het al of niet hebben van een Kanjercoördinator (als indicator voor de mate van implementatie) op het verschil in klassenzorgscore tussen de afnames in november en mei te bepalen. Verder is een meervoudige ANOVA uitgevoerd om te bepalen of er gecombineerde effecten zijn van het geslacht van de leerling en de leraar op het verschil in klassenzorgscore tussen de afnames in november en mei. Na het uitvoeren van een paired samples t-test werden geen significante verschillen gevonden tussen de afname van de Kanjervragenlijst in november en in mei. Er is verder geen sprake van invloed van de variabele geslacht van de leerkracht op het verschil in klassenzorgscore november-mei en de variabele kanjercoördinator (wel of geen kanjercoördinator) op het verschil in klassenzorgscore november-mei. Wel werd een verband gevonden tussen het percentage jongens in de klassen en het verschil in klassenzorgscore tussen de afnames in november en in mei. De effectgrootte was echter klein. De resultaten laten zien dat op grond van dit onderzoek geen conclusies verbonden kunnen worden ten aanzien van de effectiviteit van de Kanjertraining op basis van de gemiddelde klassenzorgscore van alle scholen. We vonden geen verschil in klassenzorgscore tussen de afnames in november en mei. Wanneer we de deelnemende groepen splitsen naar percentage jongens en meisjes, blijkt dat bij een percentage van meer dan 50% jongens de klassenzorgscore in mei significant lager is dan in november. In dit onderzoek kon de oorzaak daarvan echter niet vastgesteld worden. De vergelijking zou gemaakt moeten worden met scholen die de Kanjertraining niet gebruiken om te bepalen of op die scholen de klassenzorgscore gemiddeld ook gelijk blijft en of het beschreven effect bij een groter percentage jongens op die scholen ook aanwezig is. Pas dan kunnen op basis van de klassenzorgscore wellicht conclusies getrokken worden ten aanzien van de effectiviteit van de Kanjertraining. Het verdient daarnaast de aanbeveling om ook op grond van de individuele scores op de subschalen van de Kanjervragenlijst te onderzoeken wat de verschillen zijn tussen jongens en meisjes, zodat bepaald kan worden wat de oorzaak is van het significante verschil tussen de scores in november en mei bij meer dan 50% jongens. Ook kan op grond van de resultaten van één jaar niet geconcludeerd worden dat het aanstellen van een Kanjercoördinator leidt tot lagere klassenzorgscores. Verder kan op grond van de resultaten niet worden aangetoond dat er een verband is tussen het geslacht van de leerkracht en de effectiviteit van de Kanjertraining. Longitudinaal onderzoek naar het verloop van de klassenzorgscore zou wellicht wel een verband tussen deze variabelen kunnen aantonen en wellicht ook een verschuiving in de gemiddelde klassenzorgscore kunnen aantonen. Dit onderzoek valt dus aan te bevelen.
dc.description.sponsorshipUtrecht University
dc.format.extent319060
dc.format.mimetypeapplication/pdf
dc.language.isonl
dc.titleDe Kanjertraining Onderzoek naar factoren die het verschil in effectiviteit van de Kanjertraining op diverse scholen verklaren
dc.type.contentMaster Thesis
dc.rights.accessrightsOpen Access
dc.subject.keywordsKanjertraining; sociaal emotionele ontwikkeling; gender match; kanjercoördinator; klassenzorgscore
dc.subject.courseuuOnderwijskundig ontwerp en advisering


Files in this item

Thumbnail

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record