| dc.description.abstract | In dit onderzoek worden de meest gangbare interpretaties van populariteit (sociale preferentie, erkende populariteit, vriendnominaties en zelfervaren populariteit) naast elkaar gelegd om te bepalen hoe de aspecten van populariteit onderling samenhangen en longitudinaal bijdragen aan alcoholgebruik onder jongeren. Niet eerder werden vier interpretaties van populariteit in hetzelfde onderzoek betrokken. Het SNARE onderzoek heeft 1133 scholieren (M = 13.6) gevraagd wie het leukst en minst leuk is in de klas, welke klasgenoten populair of juist niet populair zijn, wie de beste vrienden zijn en hoe leuk scholieren zichzelf vinden vergeleken met hun klasgenoten. Geslacht, leerjaar, opleidingsniveau en eerder drinkgedrag gelden als covariaten. Uit bivariate en multiple logistische regressie analyses blijkt dat sociale preferentie, en in mindere mate vriendnominaties, longitudinaal een beschermende factor vormen, waarbij de kans op alcoholgebruik kleiner is voor jongeren die door veel klasgenoten leuk of door velen hen als vriend worden genomineerd. Erkende populariteit geldt juist als risicofactor, de kans op alcoholgebruik is groter wanneer veel klasgenoten een jongere populair vinden. Zelfervaren populariteit draagt niet bij aan de voorspelling. De resultaten benadrukken het belang van onderscheid tussen én aandacht voor zowel de beschermende effecten van aardigheid en vriendschappen als de negatieve invloed van populariteit of een hoge status. | |
