Wat betekent dat woord ook al weer? Een onderzoek naar de retentie van woorden als leerlingen intensief handelen met een woord.

Abstract

In dit onderzoek wordt nagegaan hoe goed leerlingen woordbetekenissen onthouden als ze meer met een woord moeten handelen, en daardoor meer cognitieve energie gebruiken om een woord te leren. Voor hun huiswerk moeten leerlingen niet alleen de betekenis van een woord geven, maar ook een contextzin met het woord maken en een illustratie van het woord opzoeken. Volgens de ‘levels of processing-theorie’ van Craik en Tulving (1975) is het zo dat hoe meer cognitieve energie gebruikt wordt om een woord op te slaan, hoe langer het geheugenspoor beschikbaar is en hoe gemakkelijker de betekenis later uit het langetermijngeheugen opgediept kan worden. De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat leerlingen woordbetekenissen op korte termijn (één of twee dagen) inderdaad beter onthouden als zij meer met een woord moeten handelen. Uit de resultaten van de uitgestelde natoets, die onverwacht na twee weken wordt gegeven, blijkt echter dat de verschillen tussen de condities als sneeuw voor de zon verdwenen waren: leerlingen onthouden woordbetekenissen dan niet beter als ze meer met dat woord gehandeld hadden. Meer cognitieve energie gebruiken had in dit onderzoek niet het gewenste effect voor inslijping in het langetermijngeheugen.