dc.description.abstract | Dit onderzoek richt zich op twee inloophuizen van de Regenboog groep in Amsterdam. In deze inloophuizen kunnen bezoekers terecht die met verschillende vormen van problematiek kampen: dakloosheid, werkloosheid, psychische problemen, drugsverslaving en illegaliteit. Bij deze inloophuizen kunnen zij terecht voor basale hulp (eten, drinken en sanitaire voorzieningen) en daarnaast wordt er praktische hulp geboden (spreekuur met maatschappelijk werkers en werk-en-activering). Het doel van sociale hulpverlening is om haar cliënten te re-integreren, wat wil zeggen: (opnieuw) laten deelnemen aan de arbeidsmarkt en bredere samenleving. Hiermee vormt re-integratie een oplossing voor verscheidene vormen van sociale uitsluiting (zoals dakloosheid, werkloosheid en armoede). Omdat re-integratie in de praktijk echter moeilijk is na te streven, en het daarbij belangrijk is zich niet louter op enkele problemen te richten noch dit volgens een one-size-fits-all ¬benadering te behalen is, is het belangrijk dat er een theorie is die hierbij als praktische richtlijn kan dienen. Zelfregie kan deze functie vervullen; het richt zich op vier belangrijke aspecten (eigenaarschap, eigen kracht, contacten en motivatie) en benadrukt het aanmoedigen van de cliënt om zelf doelen te formuleren. In het beleid van de Regenboog groep wordt sinds dit jaar met zelfregie-gericthe methoden gewerkt. Dit onderzoek richt zich op de vraag in hoeverre de inloophuizen bijdragen aan het vergroten van de zelfregie van de bezoekers. Hierbij is de onderzoeksvraag opgedeeld in twee complementaire deelvragen die zich richten op: in hoeverre dragen de inloophuizen bij aan het vergroten van de mate van zelfregie volgens de bezoekers? en, in hoeverre dragen de inloophuizen bij aan het vergroten van de bezoekers volgens de medewerkers? | |